Hoofdstuk 13 Flashcards

1
Q

Seksuele oriëntatie

A

Iemands erotische en emotionele oriëntatie tot leden van zijn eigen geslacht of leden van het andere geslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Heteronormativity

A

Overtuiging dat heteroseksualiteit de norm is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Homofobie

A

Sterke irrationele angst voor homoseksuelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Heteroseksime

A

Vooroordeel en minachtig tegenover LGB personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sexual fluidity

A

Veranderingen over tijd in seksuele aantrekking, identiteit of gedrag. Je hoeft je niet je hele leven aangetrokken te voelen tot één geslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschillen tussen homoseksuele/heteroseksuele ouders?

A

Er is geen verschil tussen kinderen. Kinderen hebben ten minste een liefhebbende, steunende ouder nodig en ouders die goed met elkaar omgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kinsey over seksuele oriëntatie

A

Gelooft dat het niet hetero of homo is maar langs een schaal loopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sin View

A

Voor de 20e eeuw, homoseksualiteit werd net als andere mentale stoornissen gezien als een zonde of ketterij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Medisch model

A

In de 20e eeuw, homoseksualiteit en mentale verstoring worden gezien als ziekte/ aandoening. Stond tot 1973 in de DSM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Minority stress model

A

Stigma, vooroordeel en discriminatie creëert een stressvolle sociale omgeving die mentale gezondheidsproblemen veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Conversion therapie

A

Behandeling gemaakt om homoseksualiteit te genezen en ze in heteroseksuelen te veranderen. (Elektrische schokken, castratie en hersenoperaties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Polymorphously perverse

A

Freud vond dit, mensen kunnen plezier beleven aan bijna alles. Iedereen is inherent biseksueel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Genetische factoren seksuele geaardheid

A

Er is een genetische bijdrage aan seksuele oriëntatie, meerdere genen kunnen bijdragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Deprivation homosexuality

A

Homoseksuele activiteit die in bepaalde situaties voorkomt, zoals gevangenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mostlyly heterosexuals

A

Mensen die niet exclusief heteroseksueel zijn, maar ook niet helemaal biseksueel. (Levert bewijs voor voor schaal van Kinsey)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Panseksuelen

A

Mensen die aangetrokken zijn tot mensen, ongeacht hun gender