hoofdstuk 15: relevante psychische stoornissen in het strafrechtspleging Flashcards

1
Q

Waarop heeft een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens betrekking?

A

Problemen of stoornissen in de sociale, emotionele, cognitieve, seksuele of persoonlijkheidsontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarop heeft een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens betrekking?

A
  • Problemen of stoornissen in de sociale, emotionele, cognitieve, seksuele of persoonlijkheidsontwikkeling
  • Psychatrische aandoeningen of toestandsbeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functie van het onderzoek en de rapportage van de gedragsdeskundigen?

A
  • Verhelderen of een psyschische aandoening aanwezig is
  • Of deze het ten laste gelegde feit kan verklaren
  • Rapportage gaat over individu
  • Niet opgebouwd uit ten laste gelegde zelf
  • Vrijspraak betekent niet dat gestelde diagnose komt te vervallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar gaat de vraag over van de rechter aan de forensisch gedragskundige?

A

Een specifiek risico (in het licht van eerder handelen) als gevolg van een substantiële doorwerking van een strafrechtelijk relevante psyschische stoornis in het toekomstig handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke type studies worden gedaan naar psychotische stoornissen en schizofrenie?

A
  • Gedrag bij individuen met en zonder een psychische stoornis te vergelijken
  • Studies over prevalentie van major mental disorders (MMD) bij veroordeelde daders in de gevangenis (schizofrenie/affectieve stoornissen/paranoïde toestandsbeelden/psychosen)
  • Follow up studies van psychiatrische patiënten na ontslag uit het ziekenhuis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke groepen daders met major mental disorder (Hodgings 1993)?

A
  • Vroege starters (veroordeling <18) die een delict plegen voor het begin van psychiatrische symptomen.
  • Late starters (eerste veroordeling >18) die een delict plegen nadat de psychische stoornis al duidelijk aanwezig was
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat verhoogt de kans op delinquent gedrag in de puberteit bij patienten met een major mental disorder?

A

Middelenmisbruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke fenotypen onderscheidt Hodgings bij schizofrene patiënten die een delict plegen?

A
  • Individuen met het begin van een gedragsstoornis in de kindertijd, zie zowel voor als na het begin van de schizofrene stoornis antisociaal en agressief gedrag vertonen
  • Individuen zonder geschiedenis van een gedragsstoornis, die agressief gedrag vertonen zodra de stoornis begint
  • Individuen die na vele ziektejaren een ernstig fysiek agressief delict plegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de oorzaak van delinquent gedrag bij volwassen schizofrene patienten zonder voorgeschiedenis van gedragsproblemen voor de stoornis?

A
  • Veranderingen in de hersenen die optreden bij het begin van de stoornis
  • Veranderingen door comorbide condities of progressieve veranderingen in de hersenen tijdens het beloop van de stoornis
  • Gebruik van anti psychotische medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de DSM-5 criteria?

A

A. Persisterende deficiënties (te kort) in de sociale communicatie en sociale interactie in uiteenlopende situaties.
B. Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten (stereotype bewegingen of hardnekkig vasthouden/fixeren op iets) blijkt uit minstens 2 kenmerken.
C. De symptomen moeten aanwezig zijn in de vroege ontwikkelingsperiode (maar kunnen soms pas volledig manifest worden wanneer de sociale eisen de begrensde vermogens overstijgen, of kunnen worden gemaskeerd door op latere leeftijd aangeleerde strategieën).
D. De symptomen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen.
E. De stoornissen kunnen niet beter worden verklaard door een verstandelijke beperking of een globale ontwikkelingsachterstand. Een verstandelijke beperking en ass komen geregeld samen voor; om de comorbide classificatie ass naast een verstandelijke beperking toe te kennen moet de sociale communicatie onder het verwachte algemene ontwikkelingsniveau liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In welke situaties is er sprake van persisterende deficiënties (te kort) in de sociale communicatie en sociale interactie?

A
  • Sociaal emotionele wederkerigheid
  • Non-verbale communicatieve gedrag voor sociale interacties
  • Ontwikkelen/onderhouden/begrijpen van relaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit welke kenmerken kan blijken beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten (stereotype bewegingen of hardnekkig vasthouden/fixeren op iets)?

A
  • Stereotype of repetitieve motorische bewegingen/gebruik van voorwerpen/spraak
  • Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde/inflexibel gehecht aan routines/geritualiseerdepatronen van verbaal of non-verbaal gedrag
  • Zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust zijn
  • Hyper of – hyporeactiviteit op zintuigelijke prikkels/ongewone belangstelling voor zintuiglijke aspecten van de omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Achter welke klachten kan autismespectrumstoornis verscholen gaan?

A

Comorbide symptomen zoals angst, agressie, dwangmatigheid of depressiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer heeft autismespectrumstoornis comorbiditeit?

A

Op volwassenleeftijd, met name: angstklachten, ADHD, OCD, stemmingsstoornissen en stoornissen in gebruik van een middel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de vier typen delicten die hoofdzakelijk voorkomen?

A
  • Eenmalig gepleegd ‘bizar’ delict, dat geruime tijd en zeer gedetailleerd werd voorbereid. Dader heeft vaak geen justitiële voorgeschiedenis. Omgeving beschrijft hem als een eenling, los functionerend van de sociale omgeving
  • Heftige woede-uitbarsting doorgaans op basis van allang bestaande irritaties
  • Delict voorkomende uit eens starre en onredelijke opstelling
  • Seksueel delict dat een uiting is van een preoccupatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke type delicten zijn kenmerkend voor patiënten met autismespectrumstoornis in de forensische psychiatrie?

A
  • Eenmalig gepleegd ‘bizar’ delict, dat geruime tijd en zeer gedetailleerd werd voorbereid. Dader heeft vaak geen justitiële voorgeschiedenis. Omgeving beschrijft hem als een eenling, los functionerend van de sociale omgeving
  • Heftige woede-uitbarsting doorgaans op basis van allang bestaande irritaties
17
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van delinquent gedrag bij een patiënt met een autismespectrumstoornis?

A
  • Tekortkomingen in de Theory of Mind, gekoppeld aan egocentriciteit, resulteren in een gebrek aan besef van de invloed op slachtoffers en het onderscheid tussen goed en kwaad in sociale en emotionele contexten
  • Tekortkomingen in sociale wederkerigheid kunnen leiden tot seksuele delicten
  • Beperkte, repetitieve interesses kunnen leiden tot delicten zoals brandstichting, bizarre acties zonder begrijpelijk motief, en andere persisterende misdaden
  • Wraak als gevolg van aanhoudend pesten, gevoeligheid voor uitbuiting en gedwongen deelname aan criminele activiteiten, waarbij zelfs extreem gewelddadige daden, inclusief moord, kunnen voorkomen
18
Q

Wat is kleptomanie en wat kenmerkt deze stoornis?

A

Kleptomanie is een stoornis in de impulsbeheersing, waarbij een individu de onweerstaanbare drang om te stelen ervaart. Deze persoon kan zich niet verzetten tegen de impuls om te stelen.

19
Q

Wat kenmerkt kleptomanie ?

A
  • Een recidiverend onvermogen om weerstand te bieden aan de impulsen om voorwerpen te stelen die niet nodig zijn voor eigen gebruik of vanwege de geldelijke waarde ervan
  • Een toenemend gevoel van spanning vlak voor het plegen van de diefstal
  • Gevoelens van lust, voldoening of opluchting tijdens het plegen van de diefstal
  • Het stelen gebeurt niet als een uiting van boosheid of wraak en is geen reactie op een waan of hallucinatie
  • Het stelen kan niet beter worden verklaard door een normoverschrijdend-gedrags-stoornis, een manische episode of een antisociale-persoonlijkheidsstoornis
20
Q

Wat zijn enkele veelvoorkomende psychiatrische kenmerken bij pyromanie?

A
  • Brandstichters vertonen over het algemeen een hoge prevalentie van minstens één psychiatrische diagnose of een geschiedenis van psychiatrisch verblijf
21
Q

Welke specifieke psychische stoornissen komen vaak voor onder pyromanie?

A

Persoonlijkheidsstoornissen, stoornissen in alcoholgebruik, affectieve stoornissen, schizofrenie en andere psychotische stoornissen. Verstandelijke beperking, suïcidaliteit, heimwee, en compulsieve en impulsieve stoornissen vertonen ook een bijzondere verwantschap met brandstichters.

22
Q

Wat is de criteria voor pyromanie?

A

Insluiting:
- Opzettelijk en doelgericht brandstichten bij meer dan één gelegenheid
- Spanning of affectieve opwinding voorafgaand aan de daad
- Fascinatie met, interesse in, nieuwsgierigheid naar, of aangetrokken worden tot vuur en alles wat ermee te maken heeft
- Lustgevoelens, voldoening of opluchting tijdens het brandstichten of bij het kijken naar de brand of deelnemen aan de nasleep ervan
Uitsluiting:
- Het brandstichten gebeurt niet om geldelijk gewin, als een uiting van een sociale of politieke ideologie, om een misdrijf te verbergen, als een uiting van boosheid of wraak, om de eigen leefomstandigheden te verbeteren, als reactie op een waan of hallucinatie, noch als gevolg van een stoornis in het oordeelsvermogen
- Het brandstichten kan niet beter worden verklaard door een normoverschijdend-gedragsstoornis, een manische episode of een antisociale-persoonlijkheidsstoornis

23
Q

Wat zijn de kenmerken van pseudologia fantastica en welke termen worden gebruikt om deze stoornis te beschrijven?

A
  • Vorm van chronisch, excessief liegen dat geïntegreerd is in iemands persoonlijkheid
  • Niet gemotiveerd door winst en heeft geen relatie met het aannemen van een zieke rol
  • Termen die gebruikt worden voor deze stoornis zijn onder andere pseudologia fantastica, mythomanie, en pathologische leugenaars
24
Q

Wat zijn de klinische kenmerken van pseudologia fantastica?

A
  • Uitgebreide en grootse fantasieën
  • De leugens zijn disproportioneel voor persoonlijk voordeel
  • De leugens proberen een nieuwe valse identiteit van de leugenaar te creëren
  • Patiënt lijkt soms ingehaald te worden door zijn eigen fantasieën en kan zelf in de leugens geloven
  • Liegen is een centraal en persistent kenmerk in het leven van de patiënt, waarbij de verzonnen verhalen geldige herinneringen vervangen
25
Q

Waarom kan het moeilijk zijn om patiënten met pseudologia fantastica te onderscheiden van diegenen met een waanstoornis?

A

De mate van zelfmisleiding bij de patiënt maakt

26
Q

Hoe wordt pseudologia fantastica soms geclassificeerd en wat zijn de typologieën van pathologische leugenaars volgens Gun en collega’s (2014)?

A
  • Pseudologia fantastica kan soms worden beschouwd als een symptoom van een psychische stoornis, zoals stoornissen in de impulscontrole of antisociale stoornissen
  • Typologieën van pathologische leugenaars omvatten de professionele imitator, de zwendelaar, de diep verontwaardigde vrouw, de biechtvader, Munchausen-by-proxy syndrome, en het 5e type genaamd de gewone fantast, die vaker voorkomt en schijnbaar zinloze verhalen vertelt in een alledaagse context
27
Q

Wat kenmerkt het Münchhausen-by-proxysyndroom?

A

Voorwenden van fysieke of psychische symptomen bij een ander, vooral kinderen, waarbij de dader doet alsof het slachtoffer ziek, gehandicapt of verwond is

28
Q

Wat is de criteria van Münchhausen-by-proxysyndroom?

A
  • Plegers wenden fysieke of psychische symptomen voor bij een ander, vaak bij kinderen
  • Ze presenteren het slachtoffer als ziek, gehandicapt of verwond aan anderen
  • Misleidend gedrag is duidelijk, zelfs zonder externe beloningen, en kan niet worden verklaard door een andere psychotische stoornis
29
Q

Waarom is de diagnose van Münchhausen-by-proxysyndroom moeilijk?

A

Diverse klinische presentaties, variërend van verstikking tot fictieve epilepsieaanvallen

30
Q

Wie zijn vaak de daders van Münchhausen-by-proxysyndroom?

A

Vaak belast met de zorg voor anderen, zoals moeders en verpleegkundigen

31
Q

Wat zijn enkele factoren in de voorgeschiedenis van daders van Münchhausen-by-proxysyndroom?

A
  • Nagebootste of somatisch-symptoomstoornis
  • Automutilatie
  • Misbruik als kind
  • Belangrijk verlies (rouw)
  • Middelenmisbruik
  • Eerdere delicten
  • Huwelijksproblemen
32
Q

Waarom is de behandeling van Münchhausen-by-proxysyndroom moeilijk en wat is een veelvoorkomend kenmerk van daders?

A
  • Massieve ontkenning
  • Moeilijkheden in het erkennen van het probleem
33
Q

Wat kenmerkt filicide-suicide?

A

Situatie waarbij het kind wordt beschouwd als een verlengstuk van de dader, waarbij de dood wordt gezien als een overgang naar het behoud van een symbiotische band. Het motief voor de moord wordt vaak als pseudoaltruïstisch beschouwd, waarbij de ouder gelooft dat niemand anders beschikbaar zou zijn om voor het kind te zorgen na zelfdoding.

34
Q

Welke motieven kunnen ten grondslag liggen aan filicide-suicide en hoe wordt het kind beschouwd in de gedachtegang van de dader?

A
  • Pseudoaltruïstisch motief: de ouder besluit dat niemand anders beschikbaar zou zijn om voor het kind te zorgen na zelfdoding
  • Agressie gericht op de echtgenoot: het doden van het kind om de partner te laten lijden.
  • Zelfvernietiging: kinderen worden beschouwd als een verlengde vorm van zelfmoord, waarbij de dood van het kind wordt gezien als een overgang om de symbiotische band te behouden
35
Q

Hoe onderscheidt de gedachtegang van filicide-suicide zich van andere vormen van filicide?

A
  • In vergelijking met filicidale en suïcidale ouders, wordt de groep van filicide-suicidale ouders onderscheiden door een symbiotische band
  • De gedachtegang van de dader is gericht op het doden van het kind en daarna zelfmoord plegen om de symbiotische band te behouden, niet als een eindpunt, maar als een overgang
36
Q

Hoe wordt de dood in filicide-suicide gezien en waarom wordt het gezien als een overgang in plaats van een eindpunt?

A
  • Dood wordt niet beschouwd als een eindpunt, maar als een overgang waarna de symbiotische toestand kan worden voortgezet
  • Dader gelooft dat de symbiotische band niet belemmerd zou worden door externe factoren die de symbiose zouden kunnen bedreigen