Hoofdstuk 2 Flashcards

(37 cards)

1
Q

Criteria normaliteit

A
  1. Evolutieve criteria
    = bepaalde gedragingen correleren met een bepaalde leeftijd
  2. Kwantitatieve criteria
    = gemiddelde, sd bv IQ
  3. Normatieve criteria
    - Autonomie
    - Integratie
    - Aanpassing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Probleem van de subjectiviteit

A
  1. Individuele subjectiviteit
    - eigen normen en waarden
    - eigen vooroordelen en idealen
  2. Sociaal-culturele subjectiviteit
    - Men moet zich het referentiekader van de patiënt eigen maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Psychiatrische epidemiologie

A

= Houdt zich bezig met psychische morbiditeit in de hele populatie, ongeacht of mensen wel of niet in behandeling zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijvende epidemiologie

A

Hoeveel mensen hebben een psychiatrische stoornis?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Analytische epidemiologie

A

Waarom krijgen mensen een psychiatrische stoornis?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Preventie

A

Hoe kunnen psychiatrische stoornissen worden voorkomen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Incidentie

A

Aantal nieuwe gevallen/ tot pop in een bepaalde periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Prevalentie

A

Aantal oude en nieuwe gevallen/totale populatiegroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Soorten prevalentie

A
  1. Periode prevalentie
  2. Puntprevalentie (op een bep moment)
  3. lifetime prevalentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verloop - Epidemiologie

A
  1. Acuut verloop
  2. Intermitterend verloop (remissie en recidief)
  3. statisch verloop; toestand onveranderd
  4. Progressief verloop; toestand verslechtert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

factoren van ongelijkheid

A
  • SES
  • Stedelijke gebieden
  • Alleenstaand
  • Leeftijd
  • Etniciteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geschiedenis

A
  • Intamuraal -> extramuraal
  • Solitair -> multidisciplinair
  • medisch model -> bio-psycho-sociaal model
  • Behandeling van stoornissen -> zorg voor de mens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Etiologie

A

leer der oorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fysiopathogenese

A

= de wijze waarop verstoorde neurobiologische mechanismen bijdragen tot het ontstaan van psychiatrische ziektebeelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Psychopathogenese

A

= De wijze waarop verstoorde psychische mechanismen bijdragen tot het ontstaan van psychiatrische ziektebeelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vulnerabiliteit

A

= genetische -en omgevingsfactoren
1. Erfelijkheid
2. Gedeelde omgeving
3. Unieke omgeving

17
Q

Heritabiliteit

A

Dat deel van het fenotype dat kan verklaar worden door het genotype, maar complex gegeven door de interactie met de omgevingsfactoren

18
Q

Klinische epidemiologische studies

A
  1. familiestudies
  2. tweelingenstudies
  3. adoptiestudies
19
Q

Moleculair genetische studies

A
  1. Koppelingsstudies
  2. Associatiestudies
20
Q

Gen - omgevingsinteractie

A

genetische factoren beïnvloeden de gevoeligheid voor omgevingsfactoren en omgekeerd.

21
Q

Gen - omgevingscorrelatie

A

= pat hebben een genetische kwetsbaarheid en gaan hierdoor een bepaalde omgeving gaan opzoeken

22
Q

Acetylcholine

A

functies: spiercontracties, herinneringen

verband met afwijkend gedrag:
Alzheimer = lagere waarden

23
Q

Dopamine

A

Functies:
spiercontracties
leren, herinneren, geheugen

verband met afwijkend gedrag:
Schizofrenie; dysbalans

24
Q

Norepinephrine

A

Functies:
Leren, herinneren

Verband met afwijkend gedrag:
Depressie: dysbalans

25
Serotonine
Functies: Stemming verzadiging slaap Verband met afwijkend gedrag Depressie; dysbalans eetstoornissen; dysbalans
26
Psychologisch perspectief
1. Psychodynamische modellen 2. Leermodellen 3. Humanistische modellen 4. Cognitieve modellen
27
Psychische hoofdfuncties
1. Denken 2. Voelen 3. Willen
28
Hoofdcategorieën psychische functies
1. Expressie en psychomotoriek 2. Bewustzijn 3. Zelfbeleving 4. Waarneming, perceptie 5. Denken en geheugen 6. Gevoelens en verlangen
29
Expressie en psychomotoriek
- Lichaamshouding, beweging en mimiek overactiviteit, onderact, disact - Spraak
30
bewustzijn
- stoornissen in helderheid en aanspreekbaarheid - stoornissen in aandacht of opmerkzaamheid - stoornissen in orientatie
31
Zelfbeleving
- stoornissen in het zelfbeeld - stoornissen in de lichaamservaring
32
Waarneming
- sensorische vervorming - Illusies - Hallucinaties
33
Denken en geheugen
- Formele denkstoornissen - inhoudelijke denkstoornissen - stoornissen van het geheugen - stoornissen van intelligentie
34
Gevoelen en verlangen
- Stoornissen in het gevoelsleven - Stoornissen in verband met verlangen en wil
35
Anamnese
= bevraging van klachten, het in kaart brengen van klachten - Algemene en speciële anamnese - Psychiatrische voorgeschiedenis en familieanamnese - Somatische anamnese en lichamelijk oz - sociale anamnese - biografische anamnese - heteroanamnese
36
Onderzoek
- status mentalis (= cogn functies, affectieve functies, conatieve functies =willen) - psychiatrische klinimetrie (gestructureerde interviews/vragenlijsten) - psychologisch oz - aanvullend oz - beeldvorming
37
Beeldvorming
- CT scan of cat scan - Pet scan - MRI - functionele MRI