Hoofdstuk 2 Flashcards
(14 cards)
periode in periodiek systeem
horizontale lijn in periodiek systeem geeft het aantal schillen aan van een atoom
nuclide
een atoom met een welbepaald aantal protonen en neutronen
groep in het periodiek systeem
vertikale kolom in het periodiek systeem geeft aan hoeveel elektronen een atoom op de buitenste schil bezit
overgangselementen of overgangsmetalen
de elementen die zich in de nevengroepen (b- groepen) bevinden
isotopen
atomen met hetzelfde aantal protonen maar verschillend aantal neutronen
relatieve atoommassa
verhouding tussen de absolute massa van de atoom en de atomaire massa eenheid
nucleonen
de kerndeeltjes: de neutronen en de protonen samen
elementaire ladinghoeveelheid (symbool E)
de eenheid waarin de ladingen van de elementaire deeltjes worden uitgedrukt
de gemiddelde relatieve atoommassa
de atoommassa die wordt weergegeven in het periodiek systeem. deze houdt rekening met de massagetallen van de verschillende isotopen, vermenigvuldigd met het procentueel voorkomen in de natuur
elektronenconfiguratie
de verdeling van de verschillende elektronen over de schillen van een atoom
atomaire massa eenheid of unit (u)
één unit is gelijk aan 1/12 van de atoommassa van een koolstof-12-atoom
valentie-elektronen
de elektonen op de buitenste schil van een atoom
massagetal (A)
getal dat de som van de massa’s van alle protonen en neutronen in de kern van een atoom weergeeft
atoomnummer (Z)
getal dat het aantal protonen en elektronen van een atoom weergeeft