hoofdstuk 2 Flashcards
(43 cards)
sterrendag
periode van één rotatie van de hemelkoepel, 23h56m
dagboog
de cirkel die een hemellichaam beschrijft in één sterrendag
culminatie
wanneer een hemellichaam door de meridiaan gaat (dagboog snijd de meridiaan 2 keer)
bovenculminatie
het snijpunt van de dagboog met de meridiaan dat het hoogst boven de horizon staat
circumpolaire hemellichamen
hemellichamen die zich op minder dat de geografische breedte van de hemelnoordpool bevinden en hun dagboog dus volledig boven de horizon omschrijven
azimut
neemt het zuiden als referentiepunt en ligt op de horizon (west is 90°, noord is 180° etc.)
voordeel hoogte en azimut
makkelijk om te meten en om een object te lokaliseren
nadeel hoogte en azimut
gedurende de schijnbare dagelijkse beweging veranderen ze voortdurend en ze zijn plaats afhankelijk
declinatie
de ‘hoogte’ tegenover de hemelevenaar
uurhoek
is equivalent met azimut: neemt zuidpunt op de hemelevenaar als referentiepunt en ligt op de hemelevenaar, 1h is 15°. de uurhoek geeft ook aan hoe lang geleden een ster door het zuiden ging
voordeel declinatie en uurhoek
declinatie is niet plaatsafhankelijk
nadeel declinatie en uurhoek
uurhoek is wel plaatsafhankelijk
sterrentijd
de uurhoek van het lentepunt
rechte klimming
rechte klimming wordt gemeten vanaf het lentepunt en ligt op de hemelevenaar, dit tegen de dagelijkse beweging in (dus van west naar oost via zuid)
uurhoek van het lentepunt
rechte klimming ster + uurhoek ster
paralactische driehoek
de boldriehoek met als drie punten: het zenit, de hemelnoordpool en de ster/hemellichaam
eclipticavlak
het baanvlak van de Aarde
de ecliptica
de cirkel die de doorsnede is van het eclipticavlak met de hemelkoepel
eclipticapool
de punten op 90° van de ecliptica
schijnbare jaarlijkse beweging van de zon
de zon lijkt in een jaar tijd een volledige omloop rond de aarde te maken op de ecliptica
zonnedag
het tijdsverloop tussen twee opeenvolgende middagen (24h)
zonnetijd
de uurhoek van de zon, vermeerderd met 12h
lentepunt
het snijpunt van de ecliptica met de hemelevenaar waardoor de zon gaat bij de overgang van het zuidelijk naar het noordelijk halfrond
het zomerpunt
het punt halfwege tussen het lentepunt en het herfstpunt, waarbij de zon haar maximale declinatie heeft (23.5°)