hoofdstuk 3 Flashcards

(53 cards)

1
Q

differentiële rotatie

A

aan de evenaar draait de zon sneller dan aan de polen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

planeten

A

rond de zon draaien,
zelfgraviteit zorgt voor bijna bolvorm (hydrostatisch evenwicht),
onmiddellijke omgeving schoongeveegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dwergplaneten

A

rond de zon draaien,
zelfgraviteit zorgt voor bijna bolvorm (hydrostatisch evenwicht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aardse planeten

A

terrestrische planeten:
bevinden zich in het binnenste gedeelte van het zonnestelsel
zijn eerder klein
soortelijk massa van ongeveer 5g/cm^3
gedifferentieerde objecten met een ijzernikkelkern, een mantel en vaste korst
satellieten zijn de uitzondering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

joviaanse planeten

A

reuzenplaneten of gasplaneten:
groter dan aardse planeten
bestrijken gebied tussen 2.5 AU en 30AU
hoofdzakelijk gasvormig
groot aantal satelieten
ringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zodiakaal licht

A

maakt het interplanetair stof zichtbaar door verstrooiing van het zonlicht,
een diffuus kegelvormig lichtschijnsel dat zich uitstrekt lang de ecliptica tot verscheidene tientallen graden van de zon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oppositielicht of gegenschein

A

op het punt tegenover de zon treed er relatieve verheldering op, omdat het invallende zonlicht vooral terug in de richting van de zon (en dus de aarde) verstrooid wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

eerste wet van kepler

A

een hemellichaam in de buurt van de zon beschrijft een kegelsnede met de zon in een van de brandpunten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tweede wet van kepler

A

de voerstraal van de zon naar een hemellichaam in een baan om de zon beschrijft perken waarvan de oppervlakte rechtevenredig is met de hiervoor benodigde tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

derde wet van kepler

A

de derde macht van de halve grote as van een hemellichaam in een ellipsbaan om de zon is rechtevenredig met het kwadraat van zijn omloopstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

baanelementen

A

baanvlak, knopenlijn, inclinatie (i), apsidenlijn, de lengte van het perihelium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

knopenlijn

A

snijlijn tussen het baanvlak van het hemellichaam en het eclipticavlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

klimmende en dalende knoop

A

de twee snijpunten van de baan van het hemellichaam met het eclipticavlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

inclinatie (i)

A

de hoek de het baanvlak maakt met het eclipticavlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

apsidenlijn

A

om de oriëntatie van de baan binnen het baanvlak aan te geven wordt de grote as van de baan gebruikt, ze verbind de apsiden (peri- en aphelium)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het argument van het perihelium

A

de oriëntatie van de apsidenlijn wordt volledig bepaald door de hoek gemeten in het baanvlak tussen de richting van de klimmende knoop en de richting van het perihelium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de lengte van het perihelium gebruikt

A

de som van de lengte van de klimmende knoop en het argument van het perihelium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

nieuwe maan

A

de ecliptische lengte van de maan is gelijk aan die van de zon, deze stand noemt men ook conjunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

volle maan

A

de ecliptische lengte van de maan verschilt 180° van die van de zon (= oppositie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

siderische maand

A

ten opzichte van de sterrenachtergrond ~27.3 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

tropische maand

A

ten opzichte van het lentepunt ~27.3 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

synodische maand (lunatie)

A

ten opzichte van de zon~29.5 dagen
= periode tussen twee opeenvolgende nieuwe manen

22
Q

anomalische maand

A

ten opzichte van de apsiden ~27.6 dagen

23
Q

draconische maand

A

ten opzichte van de knopen ~27.2 dagen

24
totale zonsverduistering
waar de kernschaduwkegel de aarde raakt
25
gedeeltelijke zonsverduistering
waar de bijschaduwkegel de aarde raakt
26
ringvormige zonsverduistering
als de maan te ver staat, raakt de kernschaduwkegel de aarde niet, in het verlengde van de kernschaduwkegel ziet men de zand van de zonneschijf nog uitsteken rond de maanschijf
27
ringvormige-totale zonsverduistering
een grensgeval tussen totaal en ringvormig : de afstand tussen de maan en de plaats waar de kernschaduwkegel raakt is niet constant (aarde is bol), dus verduistering is deels totaal en deels ring
28
vereiste omstandigheden zonsverduistering
-nieuwe maan -zon rond een knoop van de maanbaan (tijdsmarge = eclipsseizoen~37 dagen ) -ergens op aarde zichtbaar
29
frequentie zonsverduisteringen
vaak 2 volledige eclipsseizoenen per jaar, in elk eclipsseizoen is er minstens 1 nieuwe maan -elk jaar 2 tot 5 zonsverduisteringen - elk jaar 2 tot 5 maansverduisteringen
30
sarosperiode
zonsverduisteringen herhalen zich vrij exact na een sarosperiode (~18 jaar en 11 dagen)
31
sarosreeks
een reeks sarosperiodes, waarin de sarosperiodes zich herhalen, na ongeveer 75 eclipsen zorgen kleine verschillen ervoor dat een nieuwe sarosperiode moet ingevoerd worden
32
maandsverduisteringen voorwaarden
bij volle maan, als de maan in de buurt van een knoop staat
33
totale maansverduistering
de maan is nog zichtbaar omwille van de verstrooiing van zonlicht in de atmosfeer van de aarde
34
soorten maandverduisteringen
gedeeltelijke maansverduistering, totale, maansverduistering in de bijschaduw
35
elongatie
het verschil in ecliptische lente tussen planeet de zon
36
westelijke elongatie
als de planeet rechts van de zon staat
37
oostelijke elongatie
als de planeet links van de zon staat
38
overgang
benedenconjunctie + in knoop
39
oppositie
elongatie van 180°
40
oppositielus
de teruglopende beweging van een planeet aan de hemel
41
kwadratuurstanden
elongatie van 90°
42
siderische omlooptijd
ten opzichte van de sterrenachtergrond
43
tropische omloopstijd
ten opzicht van het lentepunt
44
synodysiche omloopstijd
ten opzicht van de zon
45
anomalische omloopstijd
ten opzichte van de apsiden
46
draconische omloopstijd
ten opzicht van de knopen
47
ontstaan van het zonnenstelsel
1) gas en stof wolk stort in onder eigen zwaartekracht 2) behoud impulsmoment: draait snel 3) accretieschijf vormt 4) planetesimalen vormen in protoplanetaire schijf 5)gasreuzen vormen buiten de sneeuwgrens uit planetesimalen en gas
48
vorming van de maan
40 miljoen jaar na vorming zon: proto-aarde botst met andere planeet 1) ijzerkernen smelten samen en vormen kern aarde 2) deel van mantels vormt maan
49
Late heavy bombardment
600 miljoen jaar na vorming zon: saturnus en jupiter in 2:1 resonantie uranus en neptunus in kuipergordel verstrooide planetesimalen botsen met planeten
50
moet LHB er geweest zijn?
ja: maan zou anders jonger zijn als tempo van massa-accretie langer geduurd hebben en er zijn mineralen gevormd voor die periode die in omstandigheden waren die niet mogelijk zijn tijdens LHB
51
sinds wanneer is er leven
al zeker 2.7 miljard jaar
52
wanneer zijn gasreuzen gevormd?
in t-tauri-stadium (10 miljoen jaar), wanneer ster naar hoofdreeks gaat