hoofdstuk 2: de balans Flashcards
(25 cards)
balans begrip
= momentopname van het vermogen van een onderneming
balans bestaat uit:
2 zijdes:
- activa (aanwending)
- passiva (financiering)
oprichtingskosten
= kosten bij de oprichting of herstructurering
vaste activa
= bezittingen op lange termijn buiten de bedrijfscyclus
immateriële vaste activa
= niet- tastbare vaste activa
materiële vaste activa
= tastbare vaste activa
financiële vaste activa
= aandelen/ deelnemingen
vlottende activa
= activa binnen de exploitatiecyclus - omzetbaar in geld
voorraden en bestellingen
= goederen en grondstoffen in bewerking of afgewerkt
vorderingen op <1
= openstaande klantvorderingen incl btw
geldbeleggingen
= tijdelijke beleggingen
liquide middelen
= kasgeld en zichtrekening
overlopende rekeningen
= boekingen voor juiste toewijzing aan juiste jaar
eigen vermogen
= geld dat de onderneming zelf ter beschikking heeft
kapitaal/ inbreng
= inbreng door oprichters of aandeelhouders
reserves
= ingehouden winst
overgedragen resultaat
= nog niet toegewezen winst of verlies van vorig jaar
kapitaalsubsidies
= investeringen gesubsidieerd door overheid
schulden
= vreemd vermogen (op lange of korte termijn)
investeringskrediet
= lening op 3-15 jaar
crowdfunding
= publieke financiering voor projecten
financiele leasing
= gebruik van goed met aankoopoptie na huurperiode
leverancierskrediet
= uitgestelde betaling bij aankoop