Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Drie uitgangspunten voor atoommodel van Dalton

A
  1. Moleculen zijn opgebouwd uit atomen
  2. Atomen zijn niet te vernietigen
  3. Alle atomen van een niet-ontleedbare stof zijn aan elkaar gelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Andere woorden voor elementen

A
  • Atoomsoort
  • Niet-ontleedbare stoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

symbool element

A
  • Bestaat uit 1/2 letters
  • Eerste letter altijd hoofdletter
  • Tweede letter altijd kleine letter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aluminium
barium
calcium
chroom
goud

A

Al
Ba
Ca
Cr
Au

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kalium
Koper
Kwik
Lithium
Lood

A

K
Cu
Hg
Li
Pb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Magnesium
Mangaan
Natrium
Nikkel
Platina

A

Mg
Mn
Na
Ni
Pt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tin
Titaan
Ijzer
Zilver
Zink

A

Sn
Ti
Fe
Ag
Zn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Argon
Broom
Chloor
Fluor
Fosfor

A

Ar
Br
Cl
F
P

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Helium
Jood
Koolstof
Neon
Silicium

A

He
I
C
Ne
Si

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stikstof
Waterstof
Zuurstof
Zwavel

A

N
H
O
S

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke ordeningsprincipes bestaat het perodiek systeem

A
  • Perioden –> rijen
  • Groepen –> kolommen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Metalen

A
  • Links in periodiek systeem
  • Geleiden stroom en warmte
  • Vast bij kamertemperatuur (behalve kwik)
  • Metalen van groep 1 –> alkalimetalen
    Metalen van groep 2 –> aardalkalimetalen
  • Edele metalen reageren nauwelijks met andere stoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

niet-metalen

A
  • Rechterkant in periodiek systeem
  • Geen gemeenschappelijke eigenschappen
  • In groep 17 halogenen
  • In groep 18 edelgassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

halogenen

A
  • zijn erg reactief
  • groep 17
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

edelgassen

A
  • reageren niet met andere gassen
  • groep 18
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

niet-ontleedbare stoffen

volgens het atoommodel van Dalton

A
  • volgens het atoommodel opgebouwd uit atomen van één atoomsoort
  • Je geeft deze stoffen weer met hun symbool (achter symbool tussen haakjes fase van stof)
  • Deze notatie noem je de formule
17
Q

Ontleedbare stoffen

A

ontleedbare stoffen zijn opgebouwd uit twee of meer atoomsoorten.
(H20, NH3)

18
Q

formules van de 7 niet-ontleedbare niet-metalen die atoombindingen hebben

A
  • waterstof H2
  • stikstof N2
  • zuurstof O2
  • fluor F2
  • chloor Cl2
  • broom Br2
  • jood I2
19
Q

structuurformule

A

je geeft elk atoom weer met zijn symbool. Je tekent met een streppje atoombindingen tussen de atomen

20
Q

wanneer is een stof een metaal

stroomgeleider

A
  • als de stroom geleidt in vaste en in gesmolten toestand
  • aanwezige atoomsoort: metaal
  • Metalen zijn opgebouwd uit atomen, in een vast metaal zijn de atomen in regelmatig patroon gerangschikt. Elke elektronen van elk metaalatoom kunnen vrij makkelijk uit het atoom overstappen naar een volgend atoom. De stroomgeleiding is te verklaren door deze verplaatsing van atomen. In gesmolten metaal ook verplaatsing elektronen.
21
Q

kenmerken van een zout

stroomgeleiding

A
  • zouten geleiden geen stroom in vaste toestand, maar wel in gesmolten toetstand
  • zouten zijn bij kamertemperatuur vast
  • aanwezige atoomsoort: metaal & niet -metaal
  • zouten zijn opgebouwd uit geladen deeltjes namelijk de pos en neg ionen. In een vast zout zijn de pos en neg ionen om en om in een regelmatig patroon gerangschikt. De ionen kunnen zich niet verplaatsen. Dat betekent dat een vast zout geen stroom kan geleiden. Gesmolten en opgeloste zouten kunnen de stroom wel geleiden (vrij bewegen)
22
Q

moleculaire stof

stroomgeleiding

A
  • geleidt geen stroom
  • aanwezige atoomsoort: niet-metaal
  • opgebouwd uit moleculen
  • bij een moleculaire stof kunnen de elektronen niet uit de atomen ontsnappen. Een moleculaire stof kan daarom nooit stroom geleiden
23
Q

Griekse telwoorden

A
  1. mono
  2. di
  3. tri
  4. tetra
  5. penta
  6. hexa
24
Q

atoommodel van Rutherford

A

Volgens het atoommodel van Rutherford is een atoom opgebouwd uit een
- Kern –> die bestaat uit deeltjes die een positieve lading hebben, protonen en deeltjes die ongeladen zijn, neutronen.
- Een wolk met negatief geladen elektronen

25
Q

atoomnummer

A

je geeft het aantal protonen en elektronen (een atoom is ongeladen. Het aantal protonen in de kern is daarom gelijk aan het aantal elektronen in de elektronenwolk)
aan met het atoomnummer

periodiek systeem

26
Q

massagetal

A

de massa van een atoom geef je aan met het massagetal.
Het massagetal is het aantal protonen (atoomnummer) plus het aantal neutronen

27
Q

isotopen

A

isotopen hebben hetzelfde aantal protonen maar een ander aantal neutronen in de kern

28
Q

ionen

A

Ionen zijn geladen deeltjes gevormd door het verlies of de winst van elektronen.

Cu p: 29 e: 29
Cu2+ p: 29 e: 27
Br p: 35 e: 35
Br- p: 35 e: 36

Cijfertje achter formule is de ionlading

29
Q

ontleding

A

Een reactie met één beginstof en meerdere reactieproducten

30
Q

vormingsreactie

A

is omgekeerde van ontleding
- heeft meerdere beginstoffen en maar één reactieproduct

31
Q

synthese

A

bij een synthese ontstaat niet alleen het beoogde reactieproduct, maar ook een of meer bijproducten

32
Q

oxidatie

A

een reactie met zuurstof

33
Q

wat is er altijd bij verbranding

A

zuurstof als een van de beginstoffen