Hoofdstuk 3 Flashcards
(138 cards)
1
Q
aanraken
A
To touch
2
Q
afstand de
A
The distance
3
Q
afstandelijk
A
Distant
4
Q
afsteken
A
To set off (fireworks)
5
Q
afval het
A
The rubbish
6
Q
afvragen zich
A
To wonder
7
Q
allerleukste
A
The most fun
8
Q
alternatief het
A
The alternative
9
Q
arrangement het
A
The arrangement
10
Q
authentiek
A
Authentic
11
Q
bachelorstudent de
A
The bachelor student
12
Q
band de
A
The band
13
Q
bedenken
A
To think of
14
Q
bedrijfskunde de
A
The business administration
15
Q
beginsel het
A
The principal
16
Q
behoorlijk
A
Quite
17
Q
besluiten
A
To decide
18
Q
bloemenkrans de
A
The flower wreath
19
Q
borrel de
A
The drink/ bites
20
Q
corruptie de
A
The corruption
21
Q
cultureel
A
Cultural
22
Q
demon de
A
The demon
23
Q
diner het
A
The dinner
24
Q
dj de
A
The dj
25
doorbrengen
To spend (in terms of time)
26
draad de
The cable
27
draaien om
To turn around
28
economie de
The economie
29
ei het
The egg
30
envelop de
The envelope
31
erg
Terribly
32
ervan
From it
33
extravagant
Extravagant
34
faculteit de
The faculty
35
familielid de
The family member
36
familieomstandigheden de
The family circumstances
37
financiën
The finances
38
gelegenheid de
The opportunity
39
gelijk hebben
To be right
40
gesprek het
The conversation
41
goede het
The good
42
goudvis de
The goldfish
43
grootouder de
The Grandparent
44
haven de
The harbour
45
heimwee de (naar)
Homesickness
46
hoofdkussen het
The pillow bed
47
hoofdstad de
The capital
48
huisgenoot de
The roommate
49
informeren (naar)
To inquire about
50
jongere de
The boy
51
kaars de
The candle
52
kalender de
The calendar
53
kerst de
The Christmas
54
kinderliedje het
The children’s song
55
klimaat het
The climate
56
knapperig
Crispy
57
knuffelen (met)
To cuddle with
58
kom de
The bowl
59
Koran de
The Quran
60
kroeg de
The bar
61
kussen
To kiss
62
kussen het
The cushion
63
kwade het
The evil
64
labrador de
The Labrador
65
langskomen
To come around /along
66
legende de
The legend
67
levendig
Lively
68
levensgeluk het
The happiness of life
69
lichtjesfeest het
The light festival
70
lied het
The song
71
luchthaven de
The airport
72
luid
Loud
73
markeren
To mark
74
meiboom de
The May tree
75
midzomerdag de
The midsummers day
76
monster het
The sample / monster
77
munt de
The coin
78
nationaal
National
79
Nieuwjaar het
The new year
80
olielamp de
The oil lamp
81
omkeren
To turn over, to flip to reverse
82
omstandigheid de
The circumstance
83
onbekende de
the unknown
84
opkrijgen
To get finished, to manage to consume/finish. Heb je je klussen opgekregen?
85
optreden
To perform
86
optreden het
The performance
87
opzeggen
To cancel
88
overvloed de
The abundance
89
overwinnen
To triumph, to win over
90
pekelen
To pickle
91
plaatselijk
Local /locally
92
plaatsvinden
To take place
93
rijgen
To string
94
ritueel
Ritual
95
rugzak de
the rucksack
96
ruimte de
The space
97
saai
Boring
98
samenkomen
To come together
99
samenleving de
The society
100
schoon
Clean
101
service de
the service
102
snikheet
Scorching hot
103
sociaal
Social
104
specialiteit de
The specialty
105
stadsstrand het
The city beach
106
stoep de
The pavement
107
strand het
The beach
108
studentenvereniging de
The student union
109
tegelijkertijd
At the same time
110
terechtkunnen
To turn to (for help/support)
111
thuiskomen
To come home
112
toerist de
The tourist
113
traditie de
The tradition
114
traditioneel
Traditional
115
twintigen (met z'n -)
Twenties
116
uitgebreid
Extended
117
uitkijken (naar)
To look forward to
118
uitlaten
To let out (the dog)
119
uitleggen
To explain
120
uitschelden
To curse
121
uitwisseling de
The exchange
122
verderop
Further up
123
verplichten
To oblige
124
verplichting de
the obligation
125
versieren
To celebrate
126
verven
To paint
127
verzorgen voor
To care for
128
video de
The video
129
videogesprek het
The video conversation / call
130
voorhoofd het
The forehead
131
voornamelijk
Mainly
132
voortkomen uit
To arise from
133
vrijmaken
To free
134
vuurwerk het
The firework
135
waarin
In which / wherein
136
zomaar
Just like that
137
zon de
The sun
138
zonnekalender de
the solar calendar
