Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Kent de reikwijdte van het recht tov objecten grenzen. maw kunnen alle objecten (theoretisch) onderwerp van een rechtsnorm zijn.

A

Ja in theorie kan om het even welk object onderwerp van rechts norm zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Praktisch gezien zal niet zomaar ieder mogelijk denkbaar object het voorwerp uitmaken van een rechtsnorm. twee vereisten om dit wel te zijn.

A
  1. er moet een praktische aanleiding zijn om met een regeling te komen. 2. rechtsnormen kunnen slechts effectief zijn als de objecten zich bevinden op het grondgebied van de autoriteiten waar de rechtsnorm geldt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zou als de belangrijkste voorwaarde voor een object dat het recht regelt kunnen gelden.

A

over het object kunnen mensen een zekere zeggenschap laten gelden, objecten die verhandelbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

rechtsnormen over objecten die verhandelbaar zijn (zeggenschap) zijn te vinden in goederenrecht. hoe kun je dit onderverdelen.

A
Zakenrecht = voor de menselijke beheersing stoffelijke objecten.
vermogensrecht = niet tastbare rechten die op geld te waarderen zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Functies van het goederenrecht.

A
  1. zorgen dat mensen de middelen om welvaart te creëren effectief gebruiken. 2. mensen grond en grondstoffen omzetten tot bruikbare producten. 3. efficiënte allocatie van schaarse goederen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke waarborgen zijn nodig zodat mensen voldoende vertrouwen hebben in systeem van goederenrecht.

A
  1. mensen moeten weten wat van wie is. 2. mensen moeten erop kunne vertrouwen dat de zichtbare verdeling van goederen grotendeels overeenstemt met de rechtmatige verdeling. 3. vertrouwen erop dat de rechtmatige verdeling wordt gehandhaafd. 4. investering wordt beschermd tegen oneerlijke praktijken. 5. mensen moeten in zee durven gaan met iemand die ze niet kennen. 6. mensen moeten erop kunnen vertrouwen dat anderen niet overgaan op eigenrichting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke goederen vallen onder het goederenrecht.

A

alleen goederen die vatbaar zijn voor menselijke beheersing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het verschil tussen absolute werking en relatieve werking van het vermogensrecht.

A

absolute werking: recht waarvan de houder de werking tegen iedereen kan laten gelden(VB: eigendomsrecht, vruchtgebruik, opstalrecht, hypotheekrecht. Relatief: recht waarvan de houder de werking alleen tegen een specifieke schuldenaar kan laten gelden (VB: iets verkocht aan iemand dan heb je het relatief recht om van die koper het geld te ontvangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

twee regelingen in het privaatecht ter bescherming van de rechthebbende

A
  1. revindicatierecht van de eigenaar: wanneer een eigenaar een zaak, goed, niet meer onder zich heeft dan kan hij het opeisen. 2. bescherming van de bezitter van het goed:
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly