Hoofdstuk 3: Armoede Flashcards
(40 cards)
Voedselwoestijnen vs voedselmoerassen
Woestijnen: gebied waar weinig toegang is tot gezonde voeding
Moerassen: gebied met meer ongezonde dan gezonde voeding
Vier redenen waarom ‘a wicked problem’ niet of moeilijk opgelost kan worden
- Alle partijen weten dat probleem niet kan worden opgelost omdat we onvolledige of contradictorische kennis hebben
- Er zijn veel mensen en meningen betrokken
- Er is een economische last/gevolg
- Er zijn altijd andere problemen die ermee gepaard gaan
Definitie armoede
Een netwerk van sociale uitsluitingen, dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving, zodanig dat een kloof ontstaat die zij niet op eigen kracht kunnen overbruggen
Sociale uitsluiting
Centraal aspect van armoede: mensen worden sociaal uitgesloten op verschillende levensdomeinen waardoor kloven ontstaan die men niet meer op eigen kracht kan overbruggen
Uit zich in beperkte toegang tot dienstverleningen
Kansarmoede
Wicked problem door structurele verankering en intergenerationele invloeden
Bij langdurige (kans)armoede: remmende psychologische mechanismen, inefficiënte relatiestijlen en communicatiepatronen
Meer kansarmoede in stedelijke contexten
Bindkracht-visie
Je kan het probleem niet oplossen, maar je hebt een bepaalde visie nodig om vooruit te geraken als je met mensen aan de slag wilt, anders raak je dezen kwijt
Vijf onderdelen van de bindkracht-visie
- Maatschappelijke kwetsbaarheid als verklaringsmodel van armoede
- Gelaagd kijken
- De schuldvraag voorbij
- Krachten-perspectief
- Heterogeniteit binnen armoede
Maatschappelijke kwetsbaarheid als verklaringsmodel van armoede (bindkracht-visie)
Mensen in armoede zijn mensen in maatschappelijke kwetsbaarheid
Interactionistische en procesmatige kijk gebruiken als je werkt met mensen
Grote invloed van maatschappelijke factoren en manier hoe mensen daarnaar kijken en mee omgaan → bepaalt mee hun gedrag (niet enkel individueel)
Gelaagd kijken (bindkracht-visie)
Structurele problemen niet individualiseren: meer dan enkel persoonlijke verantwoordelijkheid
Aandacht voor samenspel van micro-, meso- en mactrofactoren
De schuldvraag voorbij (bindkracht-visie)
Niet ‘waar ligt de oorzaak’ (intern/extern, individueel/structureel), maar wel kijken naar wisselwerking en processen die op elkaar inspelen
Belangrijk in de hulpverlening
Krachten-perspectief (bindkracht-visie)
Positieve, hoopvolle visie aannemen: blijven geloven dat die mensen vooruit kunnen
Niet kijken vanuit een deficitbril, zonder negatie van de kwetsuren (verlieservaring, pijn, moeilijkheden)
Heterogeniteit binnen armoede (bindkracht-visie)
‘De arme’ bestaat niet: er is veel diversiteit
Vaak fundamenteel verschil tussen opgroeien in armoede en in armoede belanden op latere leeftijd
Kruispunten met andere dimensies van maatschappelijke betekenisverlening bekijken
Drie factoren/indicatoren om de ‘armoede-risico-drempel’ te bepalen
- Monetaire armoede
- Ernstige materiële deprivatie
- Zeer lage werkintensiteit
Monetaire armoede
Armoederisico op basis van inkomen
Grens: iedereen die onder 60% van mediaan netto nationaal equivalent inkomen (3000) valt
Hoogtste risico bij eenoudergezinnen, werklozen en personen geboren buiten EU
België: 15,9% ; Vlaanderen: 14,1%
Ernstige materiële deprivatie
Het missen van minstens 4/13 van de volgende:
Huishoudniveau: huur/rekeningen betalen, woning verwarmen, onverwachte uitgaven, om de twee dagen vis/vlees/proteïne, week per jaar vakantie buitenshuis, eigen wagen, wasmachine, televisie, telefoon
Individueel niveau: kledij vervangen, 2 paar schoenen, internet, 1x per maand iets gaan eten/drinken, vrijetijdsactiviteiten, persoonlijke behoeften
België: 5,9% ; Vlaanderen: 3,9%
Zeer lage werkintensiteit
‘Persoon van 0 tot 59 jaar, wonende in een huishouden waarin volwassenen tijdens het referentiejaar gemiddeld minder dan 1/5 van hun tijd aan het werk waren’
Niet noodzakelijk laag inkomen, kan weinig werken maar veel verdienen
België: 13,5% ; Vlaanderen: 11,9%
AROPE-graad
= ‘at risk of poverty of social exclusion’-graad
Combinatie van monetaire armoede, ernstige materiële deprivatie en zeer lage werkintensiteit → er moet minstens één aanwezig zijn
België: 18,9%
Prevalentie armoede-risico
Geslacht: beperkte verschillen
Leeftijd: vooral ouderen
Huishoudtype: eenpersoonshuishouden en eenoudergezinnen
Socio-economische positie: werklozen, niet-actieven
Opleidingsniveau: armoederisico neemt af naarmate opleidingsniveau stijgt
Geboorteland: personen geboren buiten EU
Subjectieve armoede
Aangeven moeilijk rond te komen met beschikbaar inkomen
Hoogst bij huurders, eenoudergezinnen en werklozen
Grote groep mensen schat zichzelf armer in dan dat ze zijn op basis van cijfers → psychologische mechanismen kunnen meespelen
Kloven tussen ‘arm’ en ‘niet-arm’
Structurele kloof: machtsrelatie in de maatschappij
Gevoelskloof: mensen in armoede voelen zich vaak minderwaardig
Kenniskloof: armen hebben niet zo snel toegang tot technologische ontwikkelingen
Vaardigheidkloof: minder kansen om vaardigheden aan te leren
Krachtenkloof: geloof in mogelijkheden van jezelf om uit de problemen te geraken
Gezondheidskloof: systematische verschillen in gezondheidsstatus tussen socio-economische groepen (gezondheidsongelijkheid)
Vijf groepen van sociale determinanten
- Economische stabiliteit
- Toegang tot kwalitatief onderwijs
- Toegang tot kwalitatieve gezondheidszorg
- Buurt waarin je woont
- Verbindingen binnen onmiddellijke gemeenschap
Vijf psychologische mechanismen
- Stress/stressproliferatie
- Zelfwaardering (en identiteit)
- Zelfstigma (of persoonlijk stigma)
- Passiviteit/gebrek aan initiatief
- ‘Scarcity-induced focus’
Psychologische belasting (stress en stressproliferatie)/’cognitive load’
Stressproliferatie: voortdurende stress die erbij komt (= cognitive load)
Mentale brandbreedte van mensen in langdurige armoede vermindert door de situatie en ervaren/waargenomen stigma
Gehechtheid en persoonlijkheidsstructuur → verminderde zelfwaardering
Gaat vooral om kinderen die opgroeien in armoede: worden opgevoed met gebrek aan basisvertrouwen en veilige hechting → zorgen voor vaardigheidskloof, conflicten, tekort van zelfwaarde