Hoofdstuk 3 - Ben jij ondernemend? Flashcards

1
Q

investeren

A

bedrijven besteden geld aan productiemiddelen, zoals kapitaalgoederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kostprijs per product

A

de gemiddelde kosten voor het maken van een product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

productiefactoren

A

alleen middelen die je nodig hebt om te produceren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

toegevoegde waarde

A

de extra waarde die ontstaat doordat een bedrijf een product heeft bewerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

variabele kosten

A

kosten die veranderen als je meer of minder gaat produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vaste kosten

A

kosten die niet meteen veranderen als je meer of minder gaat produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

arbeidsproductiviteit

A

de productie per persoon in een bepaalde tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

brutowinst

A

wat je overhoud van de omzet nadat je de inkoopwaarde ervan betaald hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo)

A

bedrijven houden bij hun productie zo veel mogelijk rekening met de gevolgen ben mens en milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

omzet

A

verkoopsopbrengst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

productiecapaciteit

A

de maximale hoeveelheid die een bedrijf kan produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

evenwichtshoeveelheid

A

het aantal producten dat gevraagd en aangeboden word bij de evenwichtsprijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

evenwichtsprijs

A

de prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

transparante markt

A

een markt waarin je de aangeboden producten goed met elkaar kunt vergelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

fusie

A

twee bedrijven vormen samen een nieuw bedrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

heterogene goederen

A

producten waarbij het voor ene klant verschil maakt wie het levert of van welk merk het is

17
Q

homogene goederen

A

producten die voor klanten niet van elkaar verschillen

18
Q

kartel

A

verboden afspraken tussen bedrijven om hun onderlinge concurrentie af te spreken

19
Q

marktaandeel

A

de afzet (of omzet) van een bedrijf in procenten van de totale afzet (of omzet) op de markt

20
Q

monopolie

A

marktvorm met maar een aanbieder

21
Q

monopolistische concurrentie

A

marktvormen met veel aanbieders en heterogene goederen

22
Q

oligopolie

A

marktvorm met een klein aantal aanbieders

23
Q

volkomen concurrentie

A

marktvorm met veel aanbieders van homogene goederen