Hoofdstuk 3, Thema 1 Flashcards

(27 cards)

1
Q

pedagogiek/opvoedkunde

A

wetenschap v/d begeleiding of opvoeding van kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

opvoeding

A

proces, kinderen worden in ontwikkeling gesteund tot ze zelfstandig kunnen meedoen in de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

orthopedagogiek

A

wetenschap die opvoeding bestudeert in problematische situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

opvoeding sterk gelinkt met…

A

socialisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

socialisatie

A

proces waarbij persoon eigen cultuur aangeleerd krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

opvoeding eerder beschrijvend

A

via welke processen kinderen deel uitmaken v/d samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

doelen opvoeding (Hans Jan Kuipers)

A

3 opvoedingsdoelen
-zelfstandigheid: eigen keuzes kunnen maken
-zelfredzaamheid: voor zichzelf kunnen zorgen
-zelfvertrouwen: geloven in eigen mogelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

transactioneel proces

A

opvoeding bestaat uit actie & reactie (geen eenrichtingsverkeer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 actoren transactioneel proces

A

-kind met eigen persoonlijkheidskenmerken, talenten, beperkingen…
-opvoeders met persoonlijkheidskenmerken, ervaringen & referentiekaders
-omgeving: sociale context & culturele invloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

It takes a village to raise a child

A

ouders zijn niet de enige die een kind opvoeden, ook school, vrienden, familie, maatschappij…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

primair opvoedingsmilieu

A

-gezin
-biedt veilige haven & basis & staat in voor primaire socialisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

rollen in het gezin

A

toetreding moeders in arbeidsmarkt -> vaders grotere rol (ligt aan cultuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gezinscohesie

A

mate gezinscohesie bepaalt of kinderen hun eigenheid kunnen ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

loszandgezin

A

weinig cohesie, ondersteuning van ouders ontbreekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kluwengezin

A

weinig sprake van autonomie & individualisme -> hoge mate cohesie in stand houden
-verstikkend & belemmert zelfontplooiing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

halfopen/halfgesloten gezin

A

goede cohesie, emotionele betrokkenheid & open communicatie (grenzen duidelijk aangeven)

17
Q

differentieel opvoeden

A

-meerdere kinderen in 1 gezin anders moeten opvoeden (ligt aan persoonlijkheid v/h kind)
-genetisch opvoeden: reactie op de genetische verschillen tussen hun kinderen

18
Q

secundair opvoedingsmilieu

A

-beroepsopvoeders
-school staat mee vanaf kleuter tijd in ontwikkeling op cognitief & socio-emotioneel vlak

19
Q

tertiair opvoedingsmilieu

A

-georganiseerde activiteiten
-doel: zelfdiscipline & verantwoordelijkheid bijbrengen als voorbereiding op volwassen leven (= pedagogisering)

20
Q

quartair opvoedingsmilieu

A

-maatschappij
-bijdrage opvoeding & ontwikkeling vastgelegd in wetten & regels
-vb: beboeting ouders die in auto roken met kinderen, vaccinaties
-minimumdoelen onderwijs: kennis, inzicht, vaardigheden, attitudes
-sociale (in)formele controle zorgen voor gepast gedrag die maatschappij verwacht

21
Q

massamedia

A

-tegenwoordig ook 4de milieu
-digitale puberteit komt steeds vroeger
-ouders gevoel dat ze controle verliezen over opvoeding

22
Q

Risico- of bedreigende factoren

A

-vormen risico voor verdere ontwikkeling
-alle kinderen contact hiermee in contact
-alleen bij toename & draaglast > draagkracht = probleem

23
Q

beschermende- of protectieve factoren

A

verhogen kans op goede ontwikkeling

24
Q

balansmodel

A

-Ina Bakker
-overzicht van kenmerken die de opvoeding v/e kind + of - beïnvloeden

25
microniveau (balansmodel)
kindfactoren (temperament, intelligentie, beperking) +: hoge intelligentie, positief zelfbeeld -: handicap, negatief zelfbeeld, laag geboortegewicht ouderfactoren (persoonlijkheid, opvoeding v/d ouders) +: stabiele persoonlijkheid, goede gezondheid, positieve jeugdervaringen -: ziekte/stoornis, verslaving, negatief zelfbeeld, jeugdtrauma's gezinsfactoren (gezinssamenstelling, cohesie) +: opvoedingscompetentie, affectieve gezinsrelaties -: autoritaire opvoedingsstijl, echtscheiding, conflicten
26
mesoniveau (balansmodel)
sociale (gezins)factoren (steun van familie) +: sociale steun, familie & vrienden, goede sociale bindingen -: isolement, conflicten, gebrekkige sociale binding sociale (buurt)factoren (aanwezigheid goede school, kansarme buurt) +: sociale cohesie, goede & toegankelijke sociale & pedagogische infrastructuur, onderwijs, zorg & welzijn -: sociale desintegratie, verpaupering, slechte sociale (buurt)voorzieningen
27
macroniveau (balansmodel)
sociaal-economische gezinsfactoren (economische crisis) +: goede inkomen, goede opleiding -: armoede, gebrekkige opleiding culturele factoren (religieuze normen) +: normen & waarden in overeenstemming met dominante cultuur -: culturele minderheidsgroep, afwijkende subculturele normen & waarden maatschappelijke factoren (discriminatie) +: stabiele sociaal & politiek klimaat, open tolerante samenleving -: economische crisis, werkloosheid, discriminatie