hoofdstuk 4 pluriforme samenleving Flashcards
(59 cards)
pluriforme samenleving
een samenleving met verschillende culturen, levensstijlen en godsdiensten.
cultuur
alle waarden en normen die unaniem zijn voor leden van een groep of samenleving
cultuurkenmerken
de waarden en normen van de cultuur
socialisatiefunctie
een cultuur hebben heeft als functie een onderdeel van je persoonlijkheid zijn
gemeenschappelijk referentiekader
een functie van de cultuur dat ervoor zorgt dat je elkaar begrijpt omdat je dezelfde factoren van buitenaf hebt
gedragsregulerend
een functie van cultuur wat ervoor zorgt dat het gedrag van mensen geordend en voorspelbaar loopt
dominante cultuur
een dominante cultuur is een cultuur waarvan de meerderheid van de bevolking het eens is met die normen en waarden
subcultuur
een kleine groep met mensen wijken af van de dominante cultuur hun normen en waarden zijn iets anders vaak passen die bij een specifieke levensstijl
culturele diversiteit
er zijn veel subculturen binnen ons land met verschillende levensstijlen
gender
dit zijn de culturele verschillen tussen mannen en vrouwen
rolpatronen
dit zijn de verwachtingen die horen bij een bepaald geslacht of van een bepaald persoon
etnische subcultuur
deze subcultuur is ontstaan doordat mensen met dezelfde afkomst zich verbonden voelen en de daarbij horende waarden, normen en andere gewoontes
tegencultuur
is wanneer een groep mensen die zich verzetten tegen de dominante cultuur en dat willen veranderen
sociale cohesie
onderlinge verbondenheid binnen een land zo hebben mensen ook meer voor elkaar over
socialisatie
doormiddel van imitatie nemen we gewoontes, normen en waarden over van de groep waar wij bij horen dit doen we bewust en onbewust
socialiserende instituties
dit zijn de plekken waar die gewoontes worden overgenomen denk hierbij aan school, het gezin, werk, sport en maatschappelijke groeperingen
sociale controle
dit is wanneer andere mensen anderen stimuleren om zich aan de normen te houden hier heb je formele en informele
sancties
dit zijn de gevolgen die normen hebben hier heb je postieve en negatieve versies van
internalisatie
dit houdt in dat mensen zich de waarden en normen eigen maken zoals de mensen om hun heen verwacht
persoonlijke identiteit
dit is het beeld wat je hebt van jezelf
sociale identiteit
het deel van je zelfbeeld dat is afgeleid van de groepen en culturen waarmee je je verbonden voelt
cultuurrelativisme
alle culturen zijn gelijk aan elkaar en je kan allen gedrag beoordelen met maatstaven van die cultuur
cultuuruniversalisme
hierbij ga je ervan uit dat iedereen dezelfde waarden heeft ongeacht van waar ze wonen in de universele rechten verklaring staat wat een cultuur mag doen of niet
etnocentrisme
een manier van kijken waarbij de eigen groep wordt gezien als het middelpunt van alles en alle andere daaraan afmeet