maatschappijleer hoofdstuk3 Flashcards

(63 cards)

1
Q

parlementair stelsel

A

representatieve democratie waarbij de bevolking via een verkiezing de volksvertegenwoordiging kiest het parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Constitutionele monarchie

A

Een staatsvorm waarin de taken en bevoegdheden van het staatshoofd in de Grondwet zijn vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Presidentieel stelsel

A

Representatieve democratie waarin de bevolking niet alleen het parlement, maar ook het staatshoofd kiest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Parlementaire democratie

A

Een democratie met een parlementair stelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Politiek rechts

A

Een politieke ideologie die de nadruk legt op eigen verantwoordelijkheid en zo min mogelijk bemoeienis van de overheid op sociaaleconomisch gebied wil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

politiek links

A

Een politieke ideologie die een actieve overheid wil om de ongelijkheid tussen mensen te verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Liberalisme

A

Politieke stroming die de vrijheid en eigen verantwoordelijkheid van burgers centraal stelt en streeft naar een terughoudende overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Socialisme

A

Politieke stroming die streeft naar vermindering van sociale ongelijkheid door een actieve rol van de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Communisme

A

Vorm van socialisme, waarbij gelijkheid bereikt zou worden door revolutie te ontketenen bij de arbeiders en kapitaal collectief bezit te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sociaaldemocratie

A

Vorm van socialisme die gelijke kansen benadrukt en streeft naar een sterke rol van de overheid om gelijkheid tot stand te brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Confessionalisme, christendemocratie

A

Politieke stroming die zich baseert op het christelijk geloof en uitgaat van een organische staatsopvatting met bijpassende waarden als naastenliefde en saamhorigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ontideologisering

A

Het verdwijnen van ideologie als leidraad voor hoe de samenleving moet worden ingericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ecologisme

A

Politieke stroming die de zorg voor de aarde centraal stelt waarbij het bestrijden van de klimaatcrisis en beschermen van het milieu voorop staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Populisme

A

Politieke stijl die de stem van het volk wil laten horen en zich keert tegen de elite.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Reactionair

A

Op sociaal-cultureel gebied terug willen naar de situatie van vroeger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kosmopolitisch

A

Het land is onderdeel van een groter, geglobaliseerd geheel, waarin we onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

passief kiesrecht

A

het recht om kiesbaar te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Evenredige vertegenwoordiging

A

Kiesstelsel waarbij alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kiesdrempel

A

Een partij moet een minimumpercentage stemmen halen om mee te kunnen delen in de zetels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Districten- of meerderheidsstelsel

A

Kiesstelsel waarbij een land wordt verdeeld in districten en waarbij de afgevaardigde die de meeste stemmen haalt in het district in het parlement komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Mediacratie

A

Term die de grote invloed van de media op de politieke situatie aanduidt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

informatie fase

A

Periode na de verkiezingen waarin een informateur onderzoekt welke partijen samen een coalitie kunnen en willen vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Formatie

A

Het proces waarbij na de Tweede Kamerverkiezingen een nieuw kabinet wordt gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Regeerakkoord

A

De plannen van de regering voor de komende jaren in hoofdlijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Demissionair kabinet
Kabinet dat na de val van het oude kabinet tijdelijk in functie blijft en alleen lopende zaken afhandelt totdat er een nieuwe regering is gevormd.
26
Kabinet
Het dagelijks bestuur van het land, bestaande uit ministers en staatssecretarissen
27
Regering
De koning en de ministers.
28
Minister
Lid van de regering en van het kabinet.
29
Staatssecretaris
Lid van het kabinet dat verantwoordelijk is voor een deel van het beleidsterrein van de minister.
30
Premier
De voorzitter van de ministerraad, ook wel de minister-president genoemd.
31
Ministeriële verantwoordelijkheid
Ministers zijn verantwoordelijk voor hun eigen beleid en voor alles wat de koning zegt en doet.
32
Stemrecht
het parlementaire recht om wetsvoorstellen te aanvaarden of te verwerpen.
33
Recht van amendement
De mogelijkheid van de Tweede Kamer om een wetsvoorstel te wijzigen.
34
Recht van initiatief
De mogelijkheid van de Tweede Kamer om een wetsvoorstel in te dienen.
35
Budgetrecht
Het parlementaire recht om de rijksbegroting wel of niet goed te keuren.
36
Recht van motie
Het parlementaire recht tot een verzoek aan de minister om iets te doen of juist niet te doen.
37
Vragenrecht
Het parlementaire recht om zowel schriftelijke als mondelinge vragen te stellen aan de minister
38
Recht van onderzoek en enquête
Het parlementaire recht om een onderdeel van het regeringsbeleid grondig te onderzoeken.
39
Poldermodel
Nederlandse democratische cultuur waarbij partijen bereid zijn compromissen te sluiten en met elkaar te overleggen.
40
Dualisme
De duidelijke taakverdeling tussen regering en parlement die voortvloeit uit het principe van de trias politica.
41
Events
onvoorziene gebeurtenissen
42
trends
Langetermijnontwikkelingen die een politicus kan incalculeren in zijn beleidsplannen.
43
politieke actoren
individuele mensen die betrokken zijn bij het politieke beslissing proces
44
politiek debat
de wisselwerking tussen politiek actoren in de democratie
45
subsidariteitsbeginsel
hogere instanties doen geen dingen die lagere ook kunnen doen
46
Provinciale Staten
De direct gekozen vertegenwoordigers van de provincie.
47
College van burgemeester en wethouder
dagelijks bestuur gemeente
48
Decentralisatie
De rijksoverheid stelt de grote lijnen vast en laat de precieze invulling over aan lagere overheden (gemeenten en provincies).
49
Europese integratie
het streven om europa als een eenheid te krijgen
50
Supranationaal
Een vorm van samenwerking waarbij nationale overheden bevoegdheden overdragen aan een overkoepelende organisatie.
51
intergouvernementeel
Een vorm van samenwerken waarbij besluiten uitsluitend genomen worden met instemming van de afzonderlijke landen
52
Vetorecht
het recht om een besluit tegen te gaan
53
Democratisch tekort
De geringe invloed van burgers op de Europese besluitvorming
54
Algemene Vergadering
Bijeenkomst van alle VN-lidstaten.
55
Resolutie
Uitspraken waarin bepaald gedrag van een land wordt veroordeeld.
56
Veiligheidsraad
Het orgaan binnen de VN dat beslist over militaire vredes- en veiligheidsoperaties bestaande uit vijftien landen, waarvan vijf permanente leden
57
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)
Militair bondgenootschap van 30 lidstaten
58
volksvertegenwoordiging gemeente, provinciaal en landelijk
gemeenteraad, provinciale staten en parlement nemen besluiten controleert b&W gedeputeerde staten regering
59
dagelijks bestuur gemeente, provinciaal en landelijk
college B en W, gedeputeerde staten en kabinet bereidt plannen voor en voert beleid uit
60
voorzitter gemeente, provinciaal en landelijk
burgemeester - voorzitter van B&W en gemeenteraad commissaris van de koning - voorzitter provinciale staten en gedeputeerde staten minister-president - leider regering en zit in de ministerraad
61
regering wat doen
wetsvoorstellen indienen, verantwoordt zich tegenover het parlement en voert wetten uit
62
parlement
eerste en tweede kamer stemt over wetsvoorstellen en controleert of de regering wetten correct uitvoert
63
proces politieke besluitvorming
fases: -invoering: actoren met wensen, eisen of behoeftes -omzetting: ambtenaren, adviesorganen, regering en parlement agendavorming, beleidsvoorbereiding en beleidsbepaling -uitvoering: ministers en ambtenaren besluiten, wetten en maatregelen