Hoofdstuk 5 (niet in les behandeld) Flashcards

1
Q

status van een persoon

A

het maakt deel uit van je sociale identiteit. Bijvoorbeeld student of dochter of teamgenoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

toegeschreven status

A

deze status krijg je mee bij de geboorte. Je hebt hier weinig invloed op. bv: dochter van een Nederlander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verworven status

A

deze status neem je vrijwilliger aan. Voorbeeld: deelnemer tennisvereniging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

masterstatus

A

deze status heeft een speciale betekenis en speelt voor het individu een bepalende rol. BV: opleiding of baan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rol

A

het gedrag dat bij iemand met een bepaalde status verwacht word.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rolset

A

zijn alle rollen die aan een specifieke status positie zijn gekoppeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de sociale constructie van de werkelijkheid

A

gaat over het proces waarmee mensen de werkelijkheid en hun eigen interacties met anderen op een creatieve manier vormgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

etnomethodologie (harold garfinkel)

A

je kijkt naar de manier waarop mensen hun dagelijkse omgeving begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dramaturgische analyse

A

hierbij analyseer je sociale interacties op basis van een toneeluitvoering. Je verplaatst jezelf in een regisseur rol en bekijkt wat zich in het theater van het dagelijkse leven afspeelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

drie dimensies van de sociale interacties in het dagelijkse leven

A
  • emoties
  • taal
  • humor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly