Hoofdstuk 6- muzieknoten en waar je ze kunt vinden Flashcards
(11 cards)
Einde van de middeleeuwen in Europa
De uitvinding van de boekdrukkunst door Johannes Gutenberg in 1450. Hierdoor kwam bladmuziek ook in handen van gewone muzikanten.
Vioolsleutel
G-sleutel, want het is van oorsprong niet meer dan een fraai gestileerde G.
Wordt gebruikt voor hogere tonen
Bassleutel
F-sleutel: die puntjes waren oorspronkelijk de streepjes van de F.
Wordt gebruikt voor lager klinkende houten blaasinstrumenten, of lager klinkende snaarinstrumenten.
Elflijnige notenbalk
Stapel de G- en F-sleutel met de centrale C middenin en er is een elflijnige notenbalk.
C-sleutel
Is verplaatsbaar en kan op elke lijn van de notenbalk worden gezet.
Krijgt in de klassieke notatie de voorkeur voor een instrumenteel bereik dat net boven of net onder de centrale c ligt. Dan hoeft er niet continu gewisseld te worden in het lezen van G- en F-sleutel.
Altsleutel
Centrale C wordt op de derde lijn geplaatst. Voor altviool
Tenorsleutel
Op vierde lijn van de notenbalk, voor hoge noten cello, fagot en trombone om het gebruik van veel hulplijnen boven de notenbalk te vermijden.
Halve toonsafstanden
Hiervan zitten er 12 in een octaaf
Stamtonen
De witte toetsen op de piano
Microtonale klanken
De klanken die tussen opeenvolgende halve toonsafstanden bestaan.
Dit komt doordat muziek een onafgebroken spectrum is, zij wordt bepaald door trillingsfrequentie.
Noten met dezelfde toonhoogte (bijvoorbeeld Dis en Es)
Enharmonisch gelijk