Hoofdstuk 7: begrippen Flashcards
(48 cards)
1
Q
vas =
A
vat
2
Q
avasculair =
A
zonder bloedvaten
3
Q
vasodilatatie =
A
verwijding van de bloedvaten
4
Q
vasoconstrictie =
A
vernauwing van de bloedvaten
5
Q
chondros =
A
kraakbeen
6
Q
chondrocyt =
A
kraakbeencel
7
Q
perichondrium =
A
kraakbeenvlies
8
Q
os =
A
been, bot
9
Q
periost =
A
beenvlies
10
Q
osteocyt =
A
beencel
11
Q
osteoclast =
A
botafbrekende cel
12
Q
osteoblast =
A
jonge beencel
13
Q
dendron =
A
boom
14
Q
dendrieten =
A
boomvormige uitlopers op het cellichaam van een neuron
15
Q
desmos =
A
verbinding
16
Q
nervus =
A
zenuw
17
Q
neuron =
A
zenuwcel
18
Q
neuriet / axon =
A
prikkelgeleidende uitloper van een zenuwcel
19
Q
neuritis =
A
zenuwontsteking
20
Q
glia =
A
lijm
21
Q
histos =
A
weefsel
22
Q
histologie =
A
weefselleer
23
Q
hyalos =
A
glas
24
Q
hyalien kraakbeen =
A
glasachtig kraakbeen
25
interstitium =
tussenruimte
26
krinein =
afscheiden
27
endocrien =
afscheiden in de bloedbaan
28
exocrien =
afscheiden naar de buitenwereld
29
epitheel =
bovenste laag, dekweefsel
30
univacuolair =
met 1 vacuole of blaasje
31
plurivacuolair =
met veel vacuolen of blaasjes
32
adipocyt =
vetcel
33
adipositas =
overgewicht door te hoge vetopstapeling
34
sternum =
borstbeen
35
pleura =
rib
36
trachea =
luchtpijp
37
epiglottis =
strotklepje
38
symfysis pubis =
verbinding tussen 2 schaambeenderen
39
epifyse =
de kop (uiteinde) van een lang been, een klier in de hersenen
40
diafyse =
de schacht van een lang been
41
musculus =
spier
42
endomysium =
laag bindweefsel rond een spiervezel
43
perimysium =
laag bindweefsel rondeen spierbundel
44
epimysium =
laag bindweefsel rond een spierbuik
45
liquor cerebrospinalis =
hersenvocht
46
internodium =
de afstand tussen 2 knopen
47
tubulair =
buisvormig
48
acinair =
zakvormig