Hoofdstuk 9: begrippen

Question 1

arteria

Answer 1

slagader

Question 2

vena

Answer 2

ader

Question 3

veulen

Answer 3

kleinste vene

Question 4

arteriool

Answer 4

kleine arterie

Question 5

capillair

Answer 5

haarvat

Question 6

anastomosis

Answer 6

verbinding

Question 7

cor

Answer 7

hart

Question 8

cardiaal

Answer 8

van het hart

Question 9

endocard

Answer 9

binnenste bekleding van het hart

Question 10

myocard

Answer 10

de spierlaag van het hart

Question 11

pericard

Answer 11

het hartzakje

Question 12

cardiomyopathie

Answer 12

ziekte van de hartspier

Question 13

tunica

Answer 13

bekleding, laag

Question 14

tunica intima

Answer 14

de binnenste laag

Question 15

tunica media

Answer 15

de middelste laag

Question 16

tunica adventitia

Answer 16

de buitenste laag

Question 17

endotheel

Answer 17

het epitheelweefsel in de wand van een bloedvat

Question 18

haema

Answer 18

bloed

Question 19

hematologie

Answer 19

de studie van het bloed

Question 20

hematurie

Answer 20

het voorkomen van rode bloedcellen in de urine

Question 21

anemie/bloedarmoede

Answer 21

Een toestand waarbij het aantal erytrocyten en/of HB concentratie in het perifere bloed lager is dan normaal voor de leeftijd en geslacht

Question 22

haemoglobine

Answer 22

een transporteiwit in rode bloedcellen

Question 23

hematocriet

Answer 23

het volumepercentage bloedcellen/plasmavolume

Question 24

biconcaaf

Answer 24

aan 2 kanten hol

Question 25

erythros

Answer 25

rood

Question 26

erytrocyt

Answer 26

rode bloedcel

Question 27

leucos

Answer 27

wit

Question 28

leucocyt

Answer 28

witte bloedcel

Question 29

karyon

Answer 29

kern

Question 30

megakaryocyt

Answer 30

cel met een grote kern

Question 31

myelos

Answer 31

merg

Question 32

ox

Answer 32

zuurstof

Question 33

hypoxy

Answer 33

te weinig zuurstof

Question 34

penia

Answer 34

armoede

Question 35

leukopenie

Answer 35

te weinig witte bloedcellen

Question 36

poeisis

Answer 36

maken

Question 37

hemopoëse

Answer 37

aanmaken van bloedcellen

Question 38

punctura

Answer 38

gaatje

Question 39

punctie

Answer 39

prik

Question 40

stasis

Answer 40

stilstaand

Question 41

hemostase

Answer 41

het proces waardoor een bloeding wordt gestopt

Question 42

trombus

Answer 42

stolsel

Question 43

trombocyt

Answer 43

bloedplaatje

Question 44

granula

Answer 44

korrel

Question 45

granulocyt

Answer 45

een witte bloedcel met gekorreld cytoplasma

Question 46

agranulocut

Answer 46

witte bloedcel zonder duidelijke korreling in het cytoplasma

Question 47

purulent

Answer 47

etterig

Question 48

chemotaxis

Answer 48

aangetrokken worden door chemische stoffen

Question 49

diapedese

Answer 49

zich verplaatsen doorheen (de bloedvatwand)

Question 50

thorax

Answer 50

borstholte

Question 51

apex

Answer 51

top, punt

Question 52

diafragma

Answer 52

middenrif

Question 53

atrium

Answer 53

boezem, voorkamer

Question 54

ventrikel

Answer 54

kamer

Question 55

septum

Answer 55

tussenschot

Question 56

septum cordis

Answer 56

tussenschot in het hart tussen beide harthelften

Question 57

septum interatriale cordis

Answer 57

het tussenschot tussen de beide boezems van het hart

Question 58

septum interventiculare cordis

Answer 58

het tussenschot tussen de beide kamers van het hart

Question 59

mitralisklep

Answer 59

2-bladige of mijtervormige klep tussen linker atrium en linker ventrikel

Question 60

tricuspidalisklep

Answer 60

3-bladige klep tussen het rechter atrium en het rechter atrium en de rechter ventrikel

Question 61

semilunaire kleppen

Answer 61

halvemaanvormige kleppen, de kleppen tussen de ventrikel en de grote arteriën

Question 62

viscera

Answer 62

organen

Question 63

visceraal

Answer 63

tegen het orgaan

Question 64

pariëtaal

Answer 64

wandstanding

Question 65

vas

Answer 65

vat, bloedvat

Question 66

vasocontrictie

Answer 66

samentrekken van het gladde spierweefsel in de bloedvatwand

Question 67

vasodilatatie

Answer 67

relaxeren van het gladde spierweefsel in de bloedvatwand

Question 68

immuunglobuline

Answer 68

antistoffen, antilichamen

Question 69

multipotent

Answer 69

meerdere mogelijkheden hebben

Question 70

intravasculair

Answer 70

in de bloedvaten

Question 71

thermoregulatie

Answer 71

het handhaven van een constante lichaamstemp