Hoofdstuk 8 Flashcards

1
Q

Psychologische contract

A

perceptie van de werknemer over zijn of haar uitwisselingsrelatie met een organisatie, over wat hij/zij zal krijgen van de organisatie op het gebied van beloning en wat hij/zij daarvoor in ruil moet doen voor de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 bronnen van informatie voor vorming PC

A
  1. Directe communicatie met medewerkers en toezichthouders
  2. Observaties van wat zich letterlijk afspeelt in een organisatie
  3. Geschreven documenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Realistic job preview

A

= eerlijke beoordeling van de voordelen en de nadelen van een bepaalde baan en de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Transactioneel psychologisch contract
A
  • Kort
  • Heel specifiek
  • Flexibel
  • Weinig werkverplichtingen
  • Gericht op extrinsieke beloningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Relationeel
A
  • Lange duur
  • Heel algemeen
  • Werknemer en organisatie verwachten veel van elkaar
  • Gaat vooral om intrinsieke beloningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gevolgen van psychologische contracten:

A

Contract verbroken als gevolg van falende organisatie die zich niet aan zijn beloftes houdt
 Werknemer gaat baan veel negatiever ervaren
Dit voorkomen:
 Duidelijk maken wat de acties zijn en waarom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Performance appraisal

A

evalueren van werkprestaties om de motivatie en werkuitvoering van de werknemer te stimuleren en om de verkregen informatie te gebruiken in het maken van bestuurlijke beslissingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

2 belangrijke stukken informatie uit een kloppende evaluatie:

A
  1. Hoe goed zij hun werk doen

2. In hoeverre zij hun aandacht en inzicht in de juiste richting zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Informatie voor bestuurlijke beslissingen uit evaluaties:

A
  1. Equitable = uitkomsten zo eerlijk mogelijk verdelen
  2. Vaardigheden van de werknemers zo nuttig mogelijk gebruiken
  3. Managers waarschuwen voor problemen in taakontwerp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

2 doeleinden van informatie over werkprestaties voor managers:

A
  1. Ontwikkelingsdoeleinden

2. Beslissingsmakende doeleinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 keuzes in een performance appraisal systeem eerste keuze

A
  1. Mix van :
    Informele evaluaties = niet ingepland, werknemer wordt direct op goed werk of een fout gewezen
    Formele evaluaties = evaluaties die op een vast tijdstip in het jaar plaats vinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

4 keuzes in een performance appraisal systeem tweede keuze

A
  1. Welke factoren worden geëvalueerd?
    - Eigenschappen van de werknemer
    - Gedrag van de werknemer
    - Resultaten van de werknemer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

4 keuzes in een performance appraisal systeem derde keuze

A
  1. Methodes van evaluatie, waarbij het gedrag van de werknemer is betrokken:
    - Graphic rating schaal = het werkgedrag wordt op een continuüm geëvalueerd, werkgedrag is niet duidelijk omschreven
    - Behavioral achored rating schaal = specifiek werk -gerelateerd gedrag evalueren, duidelijk omschreven gedragingen
    - Behavioral Observation schaal = de frequentie waarmee een werknemer bepaald gedrag vertoont meten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

4 keuzes in een performance appraisal systeem vierde keuze

A
  1. Wie voert de evaluatie uit?
    - Zelfevaluatie
    - Peer appraisal = van werknemer naar werknemer
    - Supervisor appraisal = van werkgever naar werknemer
    - Superordinate appraisal = van werknemer naar werkgever
    - Customer / client appraisal
    - 360 degree appraisal = een evaluatie die gemaakt wordt door iedereen, maar die maar met een werknemer te maken heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Merit pay ( prestatiebeloning

A

beloning die niet in de vorm van geld is, bijvoorbeeld aandelen of vakantiedagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2 vormen van prestatiebeloning:

A
  1. Bonus:
    - Piece rate pay = een werknemer wordt betaald voor elke eenheid die hij/zij produceert
    - Commission pay = salaris van de werknemer zijn een percentage van de totale verkoop:
17
Q

Partial commission

A

mensen ontvangen een bepaald bedrag en daarnaast nog een bonus die afhankelijk is van hoeveel er verkocht wordt

18
Q

Full commission

A

salaris van de werknemers is alleen maar afhankelijk van wat er verkocht wordt

19
Q

Gain-sharing plans

A

beloning hangt af van de organisatie, niet van individuele prestatie

20
Q

Scanlon plan

A

idee dat werknemers een deel van het uitgespaarde geld krijgen, als de kosten verminderd zijn

21
Q

Profit sharin

A

werknemers krijgen een deel van de winst

22
Q

Vergelijkbare waarde (comparable worth

A

werk van vergelijkbare waarde voor een organisatie moet hetzelfde betaald krijgen

23
Q

Carrière

A

som van alle werkgerelateerde ervaringen in iemands leven

24
Q

4 categorieën van werk:

A
  1. steady state carriere
  2. lineaire carriere
  3. spiral carriere
  4. transitory carriere
25
Q

Boundaryless career

A

carrières zijn niet verbonden aan een organisatie en personen hebben ervaring op gedaan in verschillende omgevingen

26
Q

Verschillende fases van een carrière:

A
  1. Voorbereiden op een baan; scholing, persoonlijkheid
  2. Binnenkomen in een organisatie; zoeken naar een baan, solliciteren
  3. Vroege carrière:
    - Establishment = je moet nog wennen aan alles, je moet nog leren, uitzoeken wat er van je verwacht wordt
    - Achievement = je weet hoe alles werkt en je kan echt gaan bijdragen aan de organisatie
  4. Midden carrière:
    - Kansen op een promotie of baan met meer verantwoordelijkheid stagneren
  5. Late carrière
27
Q

3 voorbeelden van uitdagingen voor carrièremanagers:

A
  1. Iedereen moet op een ethische manier zijn of haar carrière nastreven
  2. Iedereen moet gelijke carrièrekansen krijgen, zonder discriminatie
  3. Carrièremanagement in een tijdperk waarin beide partners binnen een relatie een carrière beogen
28
Q
  1. Steady-state carrière
A

als je een baan al je hele leven hebt

29
Q
  1. Lineaire carrière
A

persoon verandert achtereen van baan en de nieuwe baan is steeds hoger dan de vorige baan

30
Q
  1. Spiral carrière
A

als een persoon steeds van baan verandert en de baan steeds hoger, maar fundamenteel anders, is

31
Q
  1. Transitory carrière
A

als iemand heel vaak van baan verandert, maar deze banen allemaal van elkaar verschillen