Hoorcollege 2: Epistemelogie/kennisleer Flashcards

1
Q

Kan kennis losstaan van mensen?

A

Nee, kennis bestaat niet los van mensen. Kennis is gelinkt aan de geest. Dingen in de natuur die bestaan onafhankelijk van ons en hebben dus geen kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt bedoelt met ‘Woorden worden gegenereerd op basis van noodzakelijkheid’?

A

Niet alle talen bevatten dezelfde woorden. Universele woorden (vb. ‘weten’/’denken’ zijn erg belangrijke woorden die wel in elke taal voorkomen. Minder belangrijke woorden doen dat niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is noodzakelijk voor kennis?

A

Dat het waar is, anders kan het geen kennis zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen ‘weten’, ‘denken’ en ‘geloven’?

A
  • Weten = je bent 100% zeker dat het waar is.
  • Denken of geloven = je vermoedt het, maar bent niet zeker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is een claim niet kenbaar?

A

Als je het antwoord niet kan weten (vb. bestaan van God)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een agnost?

A

Iemand die niet weet of God(en) wel of niet bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke twee soorten waarheid zijn er?

A

Empirisch en conceptueel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is empirische waarheid?

A

Een claim die waar is, als het correspondeert met de (waarneembare) werkelijkheid.
- vb. ‘De aarde warmt op.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is conceptuele waarheid?

A

Een claim is waar d.m.v. de betekenis van de woorden/concepten in de claim.
- vb. ‘Alle cardiologen zijn dokters’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een waardeoordeel?

A

Een waardeoordeel is een subjectieve evaluatie van iets (een object, kunst, eten, situatie, handeling)
- vb. ‘Deze pasta is vies’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekend objectieve waarheid?

A

Dit is voor iedereen hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekend relatieve waarheid?

A

Dit wordt bepaald door vergelijking met of beschouwd ten opzichte van iets anders.
(Het kan ook objectief waar zijn!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekend subjectieve waarheid?

A

Dit is afhankelijk van de persoonlijke zienswijze, voorkeur, smaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In welke waarheid gelooft de meerderheid van de filosofen? En wie was de uitzondering?

A

Objectieve waarheid: als iets waar is voor jou, is het waar voor iedereen.

Protagoras was de uitzondering: hij vond waarheid subjectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de (3) problemen met subjectieve waarheid?

A
  1. Als waarheid subjectief is, kan niemand ooit een fout maken
  2. Als waarheid subjectief is, leidt dat tot paradoxen en inconsistenties
  3. Er is maar één waarneembare werkelijkheid, onze ervaring hiervan kan wel subjectief zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is informatie?

A

Een claim met betrekking tot de empirische (waarneembare) of conceptuele kennis.

17
Q

Wat is kennis?

A

Een claim met betrekking tot de empirische (waarneembare) of conceptuele kennis waarvan we weten dat het waar is?

18
Q

Noem 4 bronnen van kennis

A
  1. Waarneming
  2. Redeneren/denken
  3. Geheugen
  4. Collectief geheugen: feitjes waarvan je kan aannemen die iedereen ze ongeveer wel weet
19
Q

Op welke 3 manieren kunnen zintuigen onbetrouwbaar zijn?

A
  1. Hallucinaties van zicht, gehoor, smaak, geur. Er is dan een discrepanitie tussen hoe de werkelijkheid echt is, en de werkelijkheid wordt waargenomen (of gegenereerd in het hallucinerende brein).
  2. Optische illusies
  3. Denkfouten/drogredenen
20
Q

Wat is een drogreden?

A

Een valse, bedriegelijke redenering. Een fout in een argumentatie.

21
Q

Noem 3 soorten denkfouten/drogredenen.

A

Een overhaaste generalisatie, een valse tegenstelling/dilemma en een gezagsargument

22
Q

Wat is een overhaaste generalisatie?

A

Een overhaaste generalisatie is wanneer je een conclusie trekt op basis van enkele gevallen/incidenten.

23
Q

Wat is een valse tegenstelling/dilemma?

A

Een valse tegenstelling/dilemma is wanneer je als verdediging stelt dat er maar 1 extreem alternatief is.

24
Q

Wat is een gezagsargument?

A

Een gezagsargument is louter op iemands status of gezag vertrouwen, ‘als de dokter het zegt, is het waar’.

25
Q

Wat houdt het rationalisme (kort) in?

A

Het rationalisme is de methode van twijfel. Je weet nooit 100% zeker of je waarnemingen en gedachten waar en correct zijn.

26
Q

Wat zegt het rationalisme over kennis en intuïtie en wat is de nadruk?

A
  • Kennis is aangeboren (bepaalde kennis)
  • Nadruk is redeneren (wat je niet aangeboren is of je intuïtie weet moet je redneren)
  • Intuïtie is de bron van kennis
27
Q

Wat houdt het empirisme (kort) in?

A

De menselijke geest is een blank slate en heeft geen aangeboren ideeën. Alle kennis wordt verkregen d.m.v. ervaring en waarnemen.

28
Q

Wat zegt het empirisme over kennis en intuïtie en wat is de nadruk?

A
  • Kennis wordt verkregen door ervaring
  • Nadruk op waarneming
  • Intuïtie is een bron van kennis
29
Q

Wie is het belangrijkst in het rationalisme?

A

René Descartes (1956-1650)

30
Q

Wie is het belangrijkst in het empirisme?

A

John locke (1632 – 1704)