Hoorcollege 3: cluster-C persoonlijkheidsstoornissen Flashcards

Gebaseerd op de dia's, mijn aantekeningen en een samenvatting (76 cards)

1
Q

welke van de cluster-c PS’en is het vaakst voorkomend in de populatie?

A

obsessief-compulsief PS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke van de cluster-c PS’en is het minst voorkomend in de populatie?

A

afhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke PS komt veel voor bij patiënten
in de geestelijke gezondheidszorg?

A

vermijdend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Raad de PS: Een alomtegenwoordig patroon van sociale remming, gevoelens van ontoereikendheid en overgevoeligheid voor negatieve beoordelingen, beginnend op de vroege volwassenheid en aanwezig in verschillende contexten

A

vermijdende PS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zou iemand met vermijdende PS heet eten eten en waarom?

A

nee, vermijdt stimuli die arousal veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar of niet waar: iemand met vermijdende PS heeft problemen hebben met het reguleren van emoties

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn voorspellers van vermijdende PS?

A
  1. te veel beschermd
  2. overgevoelig (voor emotionele stimuli en potentiële negatieve bekrachtiging)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

50% van de mensen met vermijdende PS heeft ook:

A

sociale angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

severity continuum hypothese over vermijdende PS en sociale angst:

A

sociale angststoornis en vermijdende PS zijn geen afzonderlijke entiteiten, maar verschillen alleen in ernst, en kunnen op een continuüm van ernst geplaatst worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

attenuatiehypothese over vermijdende PS en sociale angst:

A

Beide stoornissen komen voort uit dezelfde aangeboren kwetsbaarheid en persoonlijkheidskenmerken. Ze worden gekenmerkt door sterke terughoudendheid (lage extraversie) en emotionele instabiliteit (hoog neuroticisme).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verschil vermijdende PS en sociale fobie:

A
  1. PS=egosyntoon, sociale fobie=egodystoon
  2. PS=alles vermijden wat eng is, sociale fobie=specifieke gebeurtenissen uit de weg gaan
  3. PS=meer pervasief=meerdere domeinen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

raad de PS: Een alomtegenwoordige en buitensporige behoefte om verzorgd te worden, die leidt tot onderdanig en aanhankelijk gedrag en verlatingsangst, beginnend op de vroege volwassenheid en aanwezig in verschillende contexten

A

afhankelijke PS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarmee wordt hoge afhankelijkheid mee geassocieerd?

A

met streng controlerende en inconsistente ouderlijke opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In het NESARC-onderzoek was wat de sterkste voorspeller voor zelfmoordpogingen bij depressieve mensen, vooral bij mannen?

A

afhankelijke PS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het construct van afhankelijke PS verondersteld uit de volgende twee factoren te bestaan:

A
  1. afhankelijkheid en incompetentie
  2. angst voor verlating in hechtingsrelaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

functionele afhankelijkheid

A

jezelf als incompetent zien, mensen claimen, wil continu steun en geruststelling zien van een sterker iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

emotionele afhankelijkheid

A
  • veilig persoon die hun emoties reguleert
  • NIET in DSM-5
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

behandeling van afhankelijke PS op functioneel gebied:

A

exposure voor meer competentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

behandeling van afhankelijke PS op emotioneel gebied:

A

emotieregulatie voor meer competentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Raad de PS: Een alomtegenwoordig patroon van preoccupatie met ordelijkheid, perfectionisme en mentale en interpersoonlijke controle, ten koste van flexibiliteit, openheid en efficiëntie, beginnend op vroege volwassenheid en aanwezig in verschillende contexten

A

obsessief-compulsieve PS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe wordt obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis ook wel genoemd?

A

dwangmatige persoonlijkheidsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is het percentage OCD-patiënten met dwangmatige PS?

A

relatief laag –> 15-25%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

dwangmatige PS komt vaak voor in combinatie met:

A

eetstoornissen en depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

hoe beperkt is obsessieve-compulsieve PS in de beperking op werk, recreatie en interpersoonlijke relaties en de kwaliteit van leven in vergelijking met andere PS?

A

relatief beperkt –> algemene vermindering van kwaliteit van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
verschillen in OCPS en OCD
1. OCD=bepaalde thema's, vaak waar taboe op ligt, OCPS=altijd controle willen hebben 2. OCD=intrusies over bepaalde thema's, OCPS=minder/geen intrusies 3. OCD=potentiële ramp voorkomen door handeling, OCPS=falen in regels nastreven --> gevoel van incompetentie
26
waar of niet waar: in een justitiele populatie met pedofilie werd dwangmatige PS geassocieerd met pedofilie (parafiele kindermishandeling) (14% van de variantie werd verklaard door dwangmatige PS)
waar
27
wat is de meest voorkomende persoonlijkheidsstoornis (58%) bij mannen die veroordeeld waren voor ernstig huiselijk geweld?
obsessieve-compulsieve PS
28
van cluster C, welke van de PS'en lijkt een ander domein te volgen en heeft dus geen gemeenschappelijke latente factor net de andere twee?
obsessieve-compulsieve PS
29
wat is het belangrijkste kenmerk van cluster C PS'en?
Overbezorgd zijn over hoe ze bestaan en overleven in de wereld en hoe de wereld tegen hen aankijkt
30
met welke 2 stoornissen vertoont Afhankelijke PS overlap?
paniekstoornis, agorafobie
31
met welke stoornis vertoont vermijdende PS overlap?
sociale fobie
32
welke PS vertoont overlap met paniekstoornis en agorafobie?
afhankelijke PS
33
welke PS vertoont overlap met sociale fobie?
vermijdende PS
34
angststoornissen delen een significante genetische variantie met het persoonlijkheidskenmerk ...?... dat sterk gerelateerd is aan cluster-C PS
neuroticisme
35
wat is volgens het Geïntegreerde Biopsychosociale Model het zelfconcept/zelfbeeld van afhankelijke PS?
ineffectief en zwak zijn en anderen nodig hebben om gelukkig te zijn
36
wat is volgens het Geïntegreerde Biopsychosociale Model het zelfconcept/zelfbeeld van vermijdende PS?
minderwaardig zijn en anderen vermijden die kritisch zijn
37
wat is volgens het Geïntegreerde Biopsychosociale Model het zelfconcept/zelfbeeld van obsessief-compulsieve PS?
verantwoordelijk, aansprakelijk, kieskeurig zijn
38
volgens het Geïntegreerde Biopsychosociale Model, hoe ontwikkelt zich een psychologische/cognitieve kernconcept (het zelfconcept)?
Een genetische aanleg voor angst-leed-vermijding en afhankelijkheidsgerelateerde factoren + Vroeg (traumatisch) leren (verwaarlozing, negatieve opvoeding en hechtingservaringen + (geslachtsgerelateerde) socialisatie (socialisatie moedigt passiviteit, inschikkelijkheid en aanpassing bij meisjes meer aan dan bij jongens)
39
wat houdt het cognitieve model van Beck (2004) in?
PS = uiten van onderliggende disfunctionele overtuigingen en schema's
40
wat is van belang bij het cognitieve model van Beck (2004)?
iemands INTERPRETATIE van de gebeurtenis, niet de gebeurtenis zelf, leidt tot (interpersoonlijk) disfunctioneren
41
wanneer ontwikkelen schema's zich?
tijdens de kindertijd en adolescentie als gevolg van de interactie van biologische en omgevingsinvloeden en vormen de basis van de persoonlijkheid van individuen
42
wat zijn schema's?
Representatie van de betekenis van het gedrag en de bedoelingen van ANDERE mensen, en overtuigingen over de WERELD en ZICHZELF
43
wanneer ontwikkelen kinderen schematische representaties van zichzelf en anderen die niet adaptief zijn?
Als gevolg van verwaarlozing, negatieve opvoedingspraktijken en negatieve hechtingservaringen
44
attentional bias
het proces waarbij de aandacht wordt gericht op stimuli die overeenkomen met onderliggende schema's
45
hebben cluster C patiënten attentional bias?
ja, Cluster C individuen hebben een aandachtsvoorkeur voor bedreigingen en aan bedreigingsgerelateerde stimuli.
46
interpretatiebias
gekenmerkt door interpretatie van informatie op een typische manier congruent met het onderliggende schema.
47
hebben alle drie de cluster C PS'en interpretatiebias?
gevonden voor vermijdende en afhankelijke PS, maar nog niet voor obsessief-compulsieve PS
48
geheugenbias
- een cognitieve bias die oftewel het herinneren van een herinnering verminderen of verbeteren. - Ervaringen die in lijn zijn met een bepaald schema worden prominenter opgeslagen en teruggehaald in het korte- en langetermijngeheugen in vergelijking met ervaringen die in tegenspraak zijn met het schema.
49
hoe overlapt de cognitieve theorie met de gehechtheidstheorie?
beide onderschrijven de vorming van cognitieve schema's in het vroege leven
50
welke PS is bij interpersoonlijk geweld vaker slachtoffer?
afhankelijke PS (80%)
51
welke PS voorspelt het beste echtgenoten die hun vrouw vermoorden?
vermijdende PS
52
welke PS was de meest voorkomende persoonlijkheidsstoornis bij mannen die veroordeeld waren voor ernstig intiem partnergeweld?
obsessieve-compulsieve PS
53
Nederlandse richtlijn beveelt deze 4 interventies aan voor vermijdende PS:
1. CGT 2. Korte psychodynamische psychotherapie (STDP) 3. schematherapie 4. Affectfobietherapie (AFT)
54
er is nu onderzoek naar therapieën voor alle cluster C PS'en, welke doet het goed?
groepsschematherapie, vooral voor vermijdende PS
55
wat is van belang bij therapie voor afhankelijke PS?
een eindtijd inbouwen
56
welke 3 stappen om een PS te beoordelen in de klinische praktijk?
1. fase 1: inventarisatie 2. fase 2: classificatie 3. fase 3: diagnostische formulering
57
wat gebeurt er tijdens "fase 1: inventarisatie" van een PS beoordelen in de klinische praktijk?
- heteroanamnese - uitgebreide assessment - achtergrondinformatie verzamelen - hulpvraag opstellen - bespreken van de klinische relatie
58
wat gebeurt er tijdens "fase 2: classificatie" van een PS beoordelen in de klinische praktijk?
- vaststellen of de klachten in een bepaalde DSM-5 categorie passen - eerst psychische stoornis uitzoeken - dan PS uitzoeken
59
hoe wordt tijdens "fase 2: classificatie" van een PS beoordelen in de klinische praktijk, geprobeerd uit te zoeken in welke DSM-5-categorie symptomen vallen?
- m.b.v. semi-geconstructureerd interview
60
welke gestructureerde klinische interviews kan je gebruiken om een KLINISCHE stoornis te beoordelen?
1. MINI-DSM-5 2. SCID-5-S/CV
61
welke gestructureerde klinische interviews kan je gebruiken om een PERSOONLIJKHEIDSstoornis te beoordelen?
1. SCID-5-P 2. STIP 5.1
62
wat gebeurt er tijdens "fase 3: diagnostische formulering" van een PS beoordelen in de klinische praktijk?
beschrijven van de problemen van de patiënt in zijn unieke individuele context
63
wat zijn de 4 interview-types die je kan inzetten bij een beoordeling van een PS?
1. SCID-5-PD 2. SIDP-IV 3. STIP-5.1 4. STIPO
64
SCID-5-PD
- gebruikt om PS te beoordelen - een semigestructureerd interview om 10 PS van DSM-5 te beoordelen, - categorische benadering, - met mogelijkheid tot scoren van ernst door de dimensionele benadering - Goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en testhertestbetrouwbaarheid.
65
SIDP-IV
- een semi-gestructureerd interview voor persoonlijkheidsstoornissen. - De vragen zijn gerangschikt volgens thema's in plaats van stoornissen (werkstijl, interpersoonlijke relaties). - Goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en testhertestbetrouwbaarheid
66
STIP-5.1
- Semi gestructureerd interview voor persoonlijkheidsfunctioneren - meet het niveau van persoonlijkheidsfunctioneren volgens het alternatieve model - Adequate tot goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid.
67
STIPO
- Gestructureerd interview van persoonlijkheidsorganisatie - een semi-gestructureerd interview om Kernbergs model van persoonlijkheidsorganisatie te beoordelen (bijv. neurotische, borderline en psychotische organisatie).
68
welk interview wordt veel gebruikt + voor DSM-5-benadering?
SCID-5-PD
69
welk interview wordt veel gebruikt + voor alternatieve/hybride benadering?
STIP-5.1
70
wat zijn de 3 gestructureerde interviews voor specifieke persoonlijkheidskenmerken?
1. Diagnostic Interview for BPD-Revised 2. Borderline personality disorder severity index 3. Structured interview for the Five-Factor Model
71
Diagnostic Interview for BPD-Revised
- een van de gestructureerde interviews voor specifieke persoonlijkheidskenmerken - diepgaande beoordeling van BPD-criteria
72
Borderline personality disorder severity index
- een van de gestructureerde interviews voor specifieke persoonlijkheidskenmerken - momenteel ook ontwikkeld voor cluster-C PD
73
Structured interview for the Five-Factor Model
- een van de gestructureerde interviews voor specifieke persoonlijkheidskenmerken - beoordeelt persoonlijkheidskenmerken
74
2 zelfrapportage-instrumenten voor het beoordelen van PS'en
1. Millon Clinical Multiaxial Inventory-III (MCMI-III) 2. Vragenlijst Persoonlijkheidsstoornissen-IV (PDQ-4; Hyler, 1994).
75
HI-top model, afkorting staat voor
Hierarchical Taxonomy of Psychopathology
76
HI-Top model:
- een gegevensgestuurd, hiërarchisch gebaseerd alternatief voor traditionele classificaties