hoorcollege 4 Flashcards

1
Q

Max webers vraag

A

hoe is rationalisering/modernisering mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het boek methodology of social sciences van max weber

A

in dit boek word er beschreven hoe sociologisch onderzoek eruit zou moeten zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waardevrijheid in wetenschap

A

de idee dat wetenschap slechts gebaseerd moet zijn op het vaststellen van feiten, zonder dat daarbij morele overwegingen in aanmerking genomen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het idee van ideaaltypen

A

Je maakt dus een scherp aangezette weergave van de werkelijkheid (vaak categorisering), wat noodzakelijk is bij verklaringen van (historische) ontwikkelingen. Verder kunnen deze ideaaltypen ook veranderen in de tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

legitimiteit macht (3)

A
  • traditioneel: macht verkregen door familieleden
  • charismatisch leiderschap
  • rationeel-wettelijk: democratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verstehen (begrijpen)

A

begrip proberen te krijgen voor mensen door de situatie vanuit hun ogen te bekijken. Het maatschappelijke doel is een effectievere sturing door een beter inzicht in de sociale verbanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

interpretatief individualisme

A

het individu in relatie met anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

economy and society boek Weber

A

ontstaan van de moderne westerse samenleving. focus op economie, rechten, politiek en religie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vormen rationalisering (4)

A
  • traditioneel sociaal handelen
  • affectief sociaal handelen
  • waarde-rationeel sociaal handelen
  • doel-rationeel sociaal handelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

traditioneel sociaal handelen (rationaliseren)

A

Handelingen die je doet waar je niet over nadenkt. Bijvoorbeeld handen wassen na ws

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

affectief sociaal handelen (rationaliseren)

A

je hoeft niet echt na te denken bij dit gedrag maar voelt een bepaalde affectie met iets. (drie zoenen bij begroeting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarde-rationeel sociaal handelen (rationaliseren)

A

mensen nemen beslissingen op basis van een bepaalde waarde. Omdat het belangrijk is. (kinderarbeid mag niet meer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

doel-rationeel sociaal handelen (rationaliseren)

A

Mensen nemen beslissingen, omdat men een bepaald doel wil halen. Men zoekt dus de snelste manier om zijn/haar doel te bereiken. Als de kosten de baten overstijgen, dan doen ze het niet. (kinderarbeid is een voorbeeld omdat het goedkoop is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

rationalisatie in de techniek en wetenschap

A

wijst de wetenschap elke vorm van god af. Religie is nog wel belangrijk in de
samenleving, maar niet om te verklaren hoe je ingrepen doet in de werkelijkheid. Je ziet
dat godsdienst minder centraal komt te staan in het openbare leven en er zijn dus
minder gelovigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bureaucratisering

A

betrouwbaar systeem met voorspelbare regels. Gelijke regels voor iedereen. Geschreven grondwetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

zingevingspolitiek (nadeel rationalisering)

A

Vervreemding van het leven. De wetenschap geeft niet aan hoe je moet leven en waarom men leeft.

17
Q

vervreemding (nadeel rationalisering)

A

Mensen worden behandeld als zaken en niet als individuen.

18
Q

The protestant ethic and the spirit of capitalism boek van Weber

A

Dit boek gaat over waarom de Westerse wereld zo rijk is geworden. De centrale vraag is “Hoe heeft in het westen het kapitalisme kunnen ontstaan, en waarom is dit niet in andere culturen is gebeurd?

19
Q

waarom ontwikkelde bedrijfskapitalisme in het westen

A
  • geld
  • bevolkingsgroei
  • vrije markten
20
Q

welke ideologie droeg bij aan de opkomst van het bedrijfskapitalisme

A

de protestantse ideologie door doel-rationeel handelen te stimuleren

21
Q

vier verschillende paradigma’s

A
  • conflictbenadering
  • structureel functionalisme
  • symbolisch interactionisme
  • rationele keuze theorie
22
Q

conflictbenadering (paradigma)

A

Sociale ongelijkheden zijn kenmerkend voor samenleving; de samenleving biedt sommige groepen meer voordelen dan andere; de maatschappelijke verhoudingen zijn de resultante van een voortdurende strijd tussen partijen, soms openlijk dan weer bedekt. (macroniveau)

23
Q

kritiek op conflictbenadering

A

minder objectieve wetenschap en alleen op macroniveau.

24
Q

structureel functionalisme (paradigma)

A

Deze benadering ziet de samenleving als delen waarbij elk onderdeel een functie heeft voor de werking van de samenleving als geheel. (macroniveau)

25
Q

kritiek op structureel functionalisme

A

samenlevingen zijn niet geordend en stabiel. weinig aandacht voor conflict, verandering en ontwikkeling

26
Q

symbolisch interactionisme (paradigma)

A

De samenleving is een voortdurend proces van sociale interactie in specifieke situaties en
gebaseerd op symbolische communicatie. Hoe individuen de realiteit ervaren verandert
voortdurend. (microniveau)

27
Q

kritiek op symbolische interactie is

A

door de focus op het microniveau is er minder aandacht voor de invloed van grotere structuren zoals de cultuur, klasse en etniciteit.

28
Q

rationele keuze theorie (paradigma)

A

Veronderstelt dat de samenleving wordt bijeengehouden door individuen die op basis
van eigen belang handelen. Kosten en baten afwegingen (micro/macroniveau)

29
Q

rationele keuze theorie kritiek

A

te simpel en te ver van de werkelijkheid