IBPZ Overige Leerstof Flashcards

(91 cards)

1
Q

Wat zijn de 4 stelselwetten?

A

De zorgverzekeringswet (Zvw)
Wet langdurige zorg (Wlz)
Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO)
Jeugdwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie solidariteitsbeginsel:

A

Zorgverzekeraars moeten iedereen als verzekerde accepteren voor het basispakket. Leeftijd of gezondheid mogen hierbij geen rol spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie bepaalt wat in het basispakket zit?

A

De Rijksoverheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wie bepaalt wat in de aanvullende verzekeringen zit?

A

Zorgverzekeraars zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat regelt de WLZ?

A

Zware intensieve zorg voor kwetsbare ouderen, mensen met een handicap en mensen met een psychische aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschil restitutie en natura polis?

A

Restitutie polis = vrije zorgkeuze
Natura polis = afhankelijk van contract met verzekeraar, alleen de ziekenhuizen die aangesloten zijn bij verzekering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom DBC’s?

A

Hierdoor krijgt men informatie over het totale behandeltraject.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het doel van de WMO?

A

Mensen helpen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het Arbobesluit?

A

Een uitwerking van de Arbowet. Hierin staan regels waar zowel werkgever als nemer zich aan moeten houden om arbeidsrisico’s tegen te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is intramurale zorg?

A

Zorg die wordt verleend aan mensen die zijn opgenomen en langer dan 24 uur verblijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is extramurale zorg?

A

Zorg buiten de muren.
Het gaat hierbij om zorg aan mensen die niet binnen een ziekenhuis of zorginstelling verblijven.
Voorbeelden: huisartsenpraktijk, polikliniek, diëtiste, verloskundige, thuiszorg etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is semi-murale zorg?

A

Als zorg verder gaat dan het extramurale aanbod, maar er onvoldoende aanleiding is voor opname. Voorbeelden: deeltijdbehandeling, begeleid wonen, dagverpleging, SEH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is transmurale zorg?

A

Ketenzorg
Zorg die niet in één bepaalde instelling verleend wordt. Voorbeeld: thuisdialyse, chemokuur thuis, thuis beademing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is nuldelijnszorg?

A

Zorg die er altijd is zonder dat iemand hierom gevraagd heeft.
Bijvoorbeeld bevolkingsonderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is eerstelijnszorg?

A

Direct toegankelijk, als persoon er zelf om vraagt. Voorbeeld: huisarts, tandarts, fysio en verloskundigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is tweedelijnszorg?

A

Zorgverleners die gespecialiseerd zijn. Eerst verwijzing via een eerstelijnszorgverlener.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is derdelijnszorg?

A

Hoog gespecialiseerde zorg veelal in academisch of specialistisch ziekenhuis. Verwijzing uit 2de lijn nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat valt onder zorgbehoefte?

A

Zorg rond de geboorte
Zorg aan het eind van het leven
Beter worden
Gezond blijven
Leven met een ziekte of handicap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is somatische zorg?

A

Verzorging van lichamelijke klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is curatieve zorg?

A

Gericht op herstel/genezing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is palliatieve zorg?

A

Zorg in de laatste levensfase, gericht op verlichting als genezing niet meer mogelijk is en aandacht voor kwaliteit van leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is ambulante zorg?

A

Zorgverleners gaan voor een behandeling naar de patiënt toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is preventieve zorg?

A

Gericht op het voorkomen van ziekten en calamiteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke 3 soorten ziekenhuizen zijn er?

A

Algemene ziekenhuizen
Academische ziekenhuizen
Specialistische ziekenhuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is een ZBC?
Zelfstandig behandelcentrum Een samenwerking tussen 2 of meer medisch specialisten, er kunnen ook basisartsen werken.
26
Een ziekenhuis bestaat uit verschillende afdelingen onder welke 3 sectoren kun je deze verdelen?
Diagnostische afdelingen Afdelingen in directe relatie tot behandeling en ondersteunende afdelingen (voor patiënten en medewerkers) Afdelingen die we (kunnen) tegenkomen in het ziekenhuis (ICT, P&O etc)
27
Traject opname OK:
Huisarts (of andere eerstelijns zorgverlener) Poli MRI (of andere beeldvorming) Preoperatieve screening Opname planning Verpleegafdeling/dagbehandeling OK-holding OK Recovery Verpleegafdeling Postoperatieve controle polikliniek Evt fysio revalidatie en/of huisarts na-controle
28
Waar zorgt gezondheidsrecht voor?
Patiënten worden beschermt tegen de zorg. Recht op zorg voor iedereen. De belangen van alle partijen bij een zorgvraag worden beschermt.
29
Wat valt onder de wet WGBO?
Rechten van de patiënt, zoals het recht op informatie en toestemming. Zorgverlener en patiënt sluiten een behandelovereenkomst.
30
De wet WKKGZ:
Zorg moet veilig, goed en respectvol zijn. Patiënten kunnen een klacht indienen of schade verhalen.
31
Wet WPG:
Voorkomen en bestrijden infectieziekten (GGD grote rol) Bewaken van de volksgezondheid Gezondheidsbevordering Jeugdgezondheidszorg Rampen en infectie uitbraken coördineren.
32
De wet AVG:
Regelt het veilig omgaan met persoonsgegevens van patiënten. Zorginstellingen moeten vertrouwelijk en zorgvuldig omgaan met medische gegevens.
33
Wat is de Arboregeling?
Een verdere uitwerking van het Arbobesluit. Het gaat hierbij om gedetailleerde voorschriften zoals eisen waar arbeidsmiddelen aan moeten voldoen
34
Wat is steriliteit?
Afwezigheid van levende organismen, waarbij inbegrepen virussen. Een product of voorwerp wordt steriel beschouwd wanneer de kans dat hierop of hierin levende organismen voorkomen kleiner is dan 1 op 1 miljoen.
35
Noem de 6 stappen van het sterilisatieproces:
Reinigen Desinfecteren Verpakken Steriliseren Opslag Transport
36
Wat is de minimale grootte van een OK?
36m2
37
Hoeveel bedden heeft de recovery per OK?
1,5 bed
38
Wat zijn de zones in het ziekenhuis en welke ruimte(s) vallen hier onder?
Zone A: steriel (OK, opdekruimtes en steriele berging) Zone B: schoon (gang, opslagruimtes voor instrumenten, medische hulpmiddelen en apparatuur, de wasruimte en de koffiekamer. Zone C: niet schoon (holding, recovery, kleedruimte, goederensluizen en kantoren. Zone D: de rest van het ziekenhuis.
39
Endemie
Ziekte die over een langere tijd met een constante frequentie voorkomt in een bevolking.
40
Epidemie
Binnen een korte tijd meer ziektegevallen dan het endemisch niveau.
41
Pandemie
Epidemie die zich uitstrekt over meerdere werelddelen.
42
Noem de 5 ziekteverwekkers:
Bacteriën Virussen Schimmels Parasieten Prionen
43
De 4 meest voorkomende ziekenhuisinfecties:
Postoperatieve wondinfectie (POWI) Urineweginfectie Pneumonie (luchtweginfectie) Sepsis (bloedbaanvergiftiging)
44
Virulentie
Een maat voor ziekmakend vermogen (hoe erg?)
45
Pathogeniteit
Het mechanisme van het ziekmakend vermogen (hoe?)
46
Contaminatie
Besmetting
47
Incidentie
Nieuwe ziektegevallen
48
Prevalentie
Bestaande ziektegevallen
49
Exogeen
Van buiten af
50
Endogeen
Uit eigen flora
51
Opportunistische infectie
Commensalen die toch ziek maken
52
Infectieketen
Besmettingsbron Besmettingsweg Porte d’entrée Gevoelige gastheer
53
Beïnvloedende zaken persoonlijke hygiëne
Persoonlijke verzorging (schone dienstkleding, verzorgde nagels, geen sieraden, schone handen) Haarverzorging (lang haar opsteken, korte verzorgde baarden) Hygiënisch schoeisel (afwasbaar, gesloten) Correct dragen van clean air suits Beperken van geur (parfum, eten) Gedrag in de OK (weinig onnodige bewegingen, juiste plaatsing van instrumenten en tafels.
54
Wanneer handen reinigen (wassen)?
Bij zichtbaar vuil, plakkerig aanvoelen, na toiletbezoek, na snuiten neus en hoesten.
55
Wanneer handen desinfecteren?
Bij niet zichtbaar verontreinigde handen. Altijd voorafgaand aan het uitvoeren van een schone en aseptische handeling. Altijd na het uittrekken van handschoenen.
56
Wat is KV, MA en S?
KV: snelheid van deeltjes MA: hoeveelheid van deeltjes S: doorlichtingstijd (seconden)
57
Kwadratenwet
Als de afstand wordt verdubbeld, wordt de dosis 4 maal zo laag.
58
Wat is het rechtvaardigingsprincipe (kew)?
Alleen toegestaan als het nut opweegt tegen de negatieve gevolgen van de handeling. ALARA As Low As Reasonable Achievable
59
Dosislimiet niet blootgestelde werknemer:
1 mSv
60
Dosislimiet blootgestelde werknemer categorie B:
6 mSv
61
Dosislimiet blootgestelde werknemer categorie A:
20 mSv
62
Stralingsbescherming:
Loodschort (bij lange procedures ook schildklierkraag) Afstand
63
Straling ioniserend:
Heeft voldoende energie om elektronen uit atomen te verwijderen en dit kan leiden tot chemische veranderingen in cellen. CT, kosmische straling
64
Straling niet-ioniserend:
Heeft een lage energie dus geen directe schade aan DNA of cellen door ionisatie. Bij langdurige blootstelling wel kans op thermische schade. MRI, radiogolven, UV, Infrarood
65
Waar zijn medische patientgegevens veilig en betrouwbaar in te zien?
EPD
66
Ademhalingobservatie, waar let je op?
Neusvleugelen, intrekken hals borst en buik (gelijkmatigheid) geluiden, pijn, schoudergebruik, diepte en regelmaat.
67
Hoe meten we het bewustzijn van iemand?
Aanspreken normaal Aanspreken luid Pijnprikkel toedienen
68
Welk desinfectiemiddel is werkzaam tegen grampositieve- en in mindere mate tegen gramnegatieve bacteriën?
Chloorhexidine
69
Waar is jodium werkzaam tegen?
Bacteriën, virussen en schimmels. Daarnaast is het, het zij trager, sporicide en tuberculocide.
70
Welke analgetica grijpen aan op een perifere receptor?
Paracetamol en NSAID’s
71
Welke analgetica grijpen aan op centrale receptoren?
Opioiden
72
Term voor ‘wat het medicijn doet met het lichaam’:
Farmacodynamiek
73
Term voor ‘wat het lichaam doet met het medicijn’:
Farmacokinetiek
74
Verschil indicatie en contra-indicatie:
Indicatie is de reden om een medicijn voor te schrijven en contra-indicatie is een reden om het juist niet voor te schrijven.
75
Wat zijn interacties?
Als verschillende middelen elkaars werking of bijwerking beïnvloeden. Dit kan gunstig maar ook ongunstig zijn.
76
Wat zijn de 4 processen van de Farmacokinetiek?
Absorptie Distributie Metabolisatie Eliminatie
77
Invloed systemische medicatie:
Op het gehele lichaam.
78
Invloed lokale medicatie:
Alleen op plaats van toediening.
79
Wat zijn enterale farmaca?
Farmaca die via het maagdarmkanaal worden opgenomen. (Oraal, sonde of rectaal)
80
Wat zijn parenterale farmaca?
Farmaca die NIET via het maagdarmkanaal worden opgenomen. (Geen first-pass effect) (Injecties, infusen, sublinguaal, transdermaal, •inhalatie, ook al is dit meestal lokaal•)
81
Lokale toedieningsvormen:
Cutaan (crèmes, lotion) Inhalatie (bijv luchtwegverwijders bij astma of COPD) Vaginale middelen Injecties in of rond een gewricht Druppels (oog, oren, neus) Epidurale of spinale injecties
82
Verschil infuus- en spoelvloeistoffen?
Infuusvloeistoffen worden in de bloedbaan ingebracht en zijn bedoeld voor systemische effecten. Spoelvloeistoffen worden lokaal gebruikt, vaak voor het reinigen of hydrateren van wonden, holtes of lichaamsdelen.
83
Wat is de meest gebruikte infuusvloeistof?
NaCl 0,9% (steriel!)
84
Isotoon
Van gelijke osmotische druk als omgeving.
85
Hypertoon
Hogere druk dan de omgeving.
86
Aansluiten infuus- en spoelvloeistoffen:
Open bovenste klem en sluit roller klem. Sluit indien van toepassing de beluchter van de spike Verwijder beschermdop van spike. Steek de spike (steriel) met draaiende/duwende beweging in de juiste insteekopening. Houd druppelkamer ondersteboven (onder vloeistofniveau infuuszak) Open rollerklem tot de druppelkamer nog deels gevuld is met lucht. Laat druppelkamer weer hangen. Vul het systeem met infuusvloeistof (flushen). Sluit de kraantjes. Zorg dat het infuussysteem geen luchtbellen bevat.
87
Methodisch werken (4)
Doelgericht Systematisch Procesmatig Bewust
88
Onder welk afval hoort afdekmateriaal met geabsorbeerd bloed.
Bijzonder bedrijfsafval
89
Wat is klein gevaarlijk afval?
Aceton/alcohol/ether/eusol/jodium in fles. Batterijen.
90
Onder welk afval hoort afdekmateriaal met niet geabsorbeerd bloed?
Specifiek ziekenhuisafval
91
Wat is chemisch afval?
Alcohol/chloorhexidine/jodium/vloeibare geneesmiddelen in een kom. Röntgen contrast Sodalime Tonercassettes