Idioms Flashcards
(50 cards)
Estar en las nubes
Met je hoofd in de wolken zijn
Ser pan comido
Een makkie zijn
Tirar la toalla
De handdoek in de ring gooien
Andarse por las ramas
Om de hete brij heen draaien
Meter la pata
Een blunder begaan
Buscar tres pies al gato
Spijkers op laag water zoeken
Estar como una cabra
Gek zijn
No tener pelos en la lengua
Geen blad voor de mond nemen
Costar un ojo de la cara
Een rib uit je lijf kosten
Al pie de la letra
Letterlijk nemen
No ver la hora
Niet kunnen wachten
Hacerse la vista gorda
De andere kant op kijken
De tal palo, tal astilla
De appel valt niet ver van de boom
Tener la sartén por el mango
De touwtjes in handen hebben
Estar entre la espada y la pared
Tussen hamer en aambeeld zitten
Quedarse de piedra
Versteend blijven staan
Ahogarse en un vaso de agua
Van een mug een olifant maken
Estar hasta las narices
Er helemaal klaar mee zijn
Sacar de quicio
Op de zenuwen werken
Dormirse en los laureles
Op zijn lauweren rusten
Llevarse el gato al agua
De overwinning behalen
Matar dos pájaros de un tiro
Twee vliegen in één klap slaan
Empezar la casa por el tejado
Het paard achter de wagen spannen
Estar con la soga al cuello
Met het water aan de lippen staan