Luciones Verbales Flashcards
(146 cards)
1
Q
Abordar un problema
A
Een probleem aanpakken
2
Q
Acceder a la información
A
Toegang krijgen tot informatie
3
Q
Adquirir experiencia
A
Ervaring opdoen
4
Q
Afrontar desafíos
A
Uitdagingen aangaan
5
Q
Aumentar la productividad
A
De productiviteit verhogen
6
Q
Buscar alternativas
A
Alternatieven zoeken
7
Q
Cometer un error
A
Een fout begaan
8
Q
Compartir conocimientos
A
Kennis delen
9
Q
Conceder permisos
A
Toestemming geven
10
Q
Conducir una investigación
A
Een onderzoek leiden
11
Q
Confiar en alguien
A
Iemand vertrouwen
12
Q
Conseguir resultados
A
Resultaten behalen
13
Q
Contribuir al desarrollo
A
Bijdragen aan de ontwikkeling
14
Q
Controlar el progreso
A
De voortgang controleren
15
Q
Cumplir un objetivo
A
Een doel bereiken
16
Q
Declarar intenciones
A
Intenties verklaren
17
Q
Defender una idea
A
Een idee verdedigen
18
Q
Delegar responsabilidades
A
Verantwoordelijkheden delegeren
19
Q
Desafiar límites
A
Grenzen uitdagen
20
Q
Descubrir posibilidades
A
Mogelijkheden ontdekken
21
Q
Disfrutar del momento
A
Van het moment genieten
22
Q
Eliminar barreras
A
Barrières wegnemen
23
Q
Enfocarse en los detalles
A
Op de details focussen
24
Q
Establecer una meta
A
Een doel stellen
25
Evaluar alternativas
Alternatieven evalueren
26
Experimentar cambios
Veranderingen ervaren
27
Expresar opiniones
Meningen uiten
28
Generar ideas
Ideeën genereren
29
Identificar riesgos
Risico's identificeren
30
Iniciar un proyecto
Een project starten
31
Inspirar confianza
Vertrouwen inspireren
32
Investigar causas
Oorzaken onderzoeken
33
Medir el impacto
De impact meten
34
Negociar condiciones
Voorwaarden onderhandelen
35
Obtener beneficios
Voordelen behalen
36
Organizar recursos
Middelen organiseren
37
Participar en debates
Deelnemen aan debatten
38
Percibir diferencias
Verschillen waarnemen
39
Planificar actividades
Activiteiten plannen
40
Plantear preguntas
Vragen stellen
41
Preparar una presentación
Een presentatie voorbereiden
42
Promover iniciativas
Initiatieven bevorderen
43
Proponer soluciones
Oplossingen voorstellen
44
Recomendar opciones
Opties aanbevelen
45
Reconocer errores
Fouten erkennen
46
Reducir costos
Kosten verlagen
47
Reflejar valores
Waarden weerspiegelen
48
Relacionarse con otros
Relaties aangaan met anderen
49
Revisar documentos
Documenten controleren
50
Romper el silencio
De stilte doorbreken
51
Seleccionar recursos
Middelen selecteren
52
Solicitar ayuda
Hulp aanvragen
53
Sugerir ideas
Ideeën suggereren
54
Supervisar tareas
Taken superviseren
55
Suscitar interés
Interesse opwekken
56
Transmitir conocimientos
Kennis overbrengen
57
Utilizar herramientas
Gereedschappen gebruiken
58
Valorar opiniones
Meningen waarderen
59
Verificar resultados
Resultaten verifiëren
60
Vivir experiencias
Ervaringen beleven
61
Admitir errores
Fouten toegeven
62
Aceptar desafíos
Uitdagingen accepteren
63
Analizar opciones
Opties analyseren
64
Atender necesidades
Behoeften vervullen
65
Compartir responsabilidades
Verantwoordelijkheden delen
66
Confirmar detalles
Details bevestigen
67
Consolidar relaciones
Relaties versterken
68
Corregir fallos
Fouten corrigeren
69
Demostrar habilidades
Vaardigheden aantonen
70
Descartar posibilidades
Mogelijkheden uitsluiten
71
Estimar costos
Kosten schatten
72
Interpretar datos
Gegevens interpreteren
73
Resolver dudas
Twijfels oplossen
74
Satisfacer expectativas
Aan verwachtingen voldoen
75
Transmitir emociones
Emoties overbrengen
76
Utilizar estrategias
Strategieën gebruiken
77
Tener hambre
Honger hebben
78
Tener sed
Dorst hebben
79
Tener frío
Het koud hebben
80
Tener calor
Het warm hebben
81
Tener sueño
Slaperig zijn
82
Tener miedo
Bang zijn
83
Tener prisa
Haast hebben
84
Tener razón
Gelijk hebben
85
Tener cuidado
Voorzichtig zijn
86
Tener éxito
Succes hebben
87
Tener vergüenza
Zich schamen
88
Tener ganas de
Zin hebben om
89
Tener en cuenta
Rekening houden met
90
Tener lugar
Plaatsvinden
91
Tener paciencia
Geduld hebben
92
Hacer falta
Nodig zijn
93
Hacer caso
Aandacht schenken aan
94
Hacer preguntas
Vragen stellen
95
Hacer daño
Schade toebrengen
96
Hacer las paces
Vrede sluiten
97
Hacer un favor
Een gunst verlenen
98
Hacer cola
In de rij staan
99
Hacer una llamada
Een telefoontje plegen
100
Hacer ejercicio
Oefeningen doen
101
Dar un paseo
Een wandeling maken
102
Dar vueltas
Ronddraaien
103
Dar un ejemplo
Een voorbeeld geven
104
Dar miedo
Bang maken
105
Dar risa
Aan het lachen maken
106
Dar pena
Medelijden opwekken
107
Dar un abrazo
Een knuffel geven
108
Dar una vuelta
Een rondje lopen
109
Dar clases
Lesgeven
110
Echar de menos
Missen
111
Echar un vistazo
Een blik werpen
112
Echar la culpa
De schuld geven
113
Echar una mano
Een handje helpen
114
Estar de acuerdo
Het eens zijn
115
Estar de pie
Staan
116
Estar de vacaciones
Op vakantie zijn
117
Estar en forma
In vorm zijn
118
Estar harto de
Er genoeg van hebben
119
Estar al día
Bij de tijd zijn
120
Estar en camino
Onderweg zijn
121
Quedarse en blanco
Een black-out krijgen
122
Quedarse dormido
In slaap vallen
123
Quedarse sin
Zonder iets achterblijven
124
Quedarse quieto
Stil blijven
125
Caerse bien/mal
Iemand mogen/niet mogen
126
Ponerse nervioso
Zenuwachtig worden
127
Ponerse de pie
Opstaan
128
Ponerse enfermo
Ziek worden
129
Ponerse contento
Blij worden
130
Ponerse de acuerdo
Het eens worden
131
Darse cuenta de
Zich realiseren
132
Darse prisa
Haast maken
133
Darse la mano
Elkaar de hand schudden
134
Darse por vencido
Opgeven
135
Darse un golpe
Zich stoten
136
Ir de compras
Winkelen
137
Ir de vacaciones
Op vakantie gaan
138
Ir de excursión
Op excursie gaan
139
Ir al grano
Ter zake komen
140
Ir por buen camino
Op het goede pad zijn
141
Ir en coche
Met de auto gaan
142
Volver a casa
Naar huis terugkeren
143
Volver a empezar
Opnieuw beginnen
144
Volver en sí
Bij bewustzijn komen
145
Volver loco
Gek maken
146
Volver a intentar
Opnieuw proberen
