immuundeficiënties Flashcards

1
Q

antistoffen zijn vnl tegen extracellulaire bct en virussen gericht

A

IgA op mucosae: zetten zichzelf rond invader en gaan deze neutraliseren

IgM en IgG: in de bloedbaan:

1) opsoniseren = invader ‘lekkerder’ maken voor opeten door de cel (fagocytose)
2) complementactivatie –> verbeterde opsonisatie + lyse (ontploffen) sommige bct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

maturatie van het humoraal systeem

A

op het einde vd zws en bij de geboorte: ong evenveel AS als de moeder: want IgG kan wel transplacentair komen –> voorraad

IgM is het enige dat intra-uterien wordt gemaakt –> goede screeningstest: als IgM bij geboorte in hoge mate aanwezig is, dan heeft het kind een intra-uteriene infectie doorgemaakt. Zeer aspecifieke as (specifiek is IgG) –> slechts matig efficiënt

Bij de geboorte nog geen mogelijkheid tot zelf aanmaken van IgG en IgA –> komt van de moeder:

  • IgG daalt progressief –> verlies wordt opgevangen door eigen aanmaak
  • IgA wordt als laatste zelf aangemaakt door kind: IgA matureert als laatste. Als je bij nog niet zo goed werkend IgA naar crèche gaat –> grote stresstest van IS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

structuur immuunglobulinen

A

het bestaat uit 2 delen:

  • Fab: (variabel) specificiteit –> bindt aan antigen
  • Fc:
  • -> vaste eigenschappen –> welke klasse Ig: M, G, A,..
  • -> bindt complement (IgG, IgM in bloedbaan)
  • -> gaat door placenta (IgG), epitheel (IgA)
  • -> bindt aan macrofagen (IgG): opsonisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ig M (reeds intra-uterien aangemaakt)

A
  • 1e antwoord: staat klaar op de B-cel
  • hoge capaciteit, lage affiniteit:
  • -> pentameer –> grote capaciteit
  • -> lage affiniteit: dus we moeten het hebben van ons aantal: “safety in numbers” –> het zijn er veel maar hebben geen hoge affiniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

IgG

A
  • na isotope switch: hogere affiniteit –> dus specifieker, maar staat niet zomaar klaar
  • opsoniseert (accessoire cellen beschikbaar)

IgG1:

  • grootste fractie
  • tegen proteïne-antigenen
  • T-cel afhankelijke aanmaak:
  • -> contact tussen B-cel en T-cel is nodig
  • -> proteïne antigen –> isotype switch: T-cel beveelt de (memory) B-cel van iets efficiënter te zijn –> dus B-cel wordt geprimed om specifiekere AS te maken –> B-cel kloon om deze AS te maken indien nodig

IgG2:

  • niet voor lft van 2 jaar
  • tegen polysachariden: bv bct polysachariden kapsel –> jonge kinderen maken hier slecht AS tegen
  • T-cel onafhankelijk (meer dan IgM):
  • -> TI-2 antigenen alleen kunnen B cellen signaal geven om antilichamen te maken
  • -> geen immunologisch geheugen:
    1. geen verbeterde immuunantwoord bij volgend contact!
    2. nu geconjugeerde vaccins: proteïne aan stukje polysachariden gekoppeld opdat niet enkel T-celonafhankelijk antwoord optreedt maar efficiënter AS aangemaakt
  • -> IgM en IgG2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

IgA

A
  • op mucosae –> neutralisatie bacterie, toxine
  • laatste maturatie
  • indien afwezig (meest frequente ID):
  • -> vaak LWinfectie, soms darminfectie
  • -> maar genezen uiteindelijk wel want kunnen IgG maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

antigen challenge

A

eerst contact:

  • IgM: kkomen snel en met veel maar niet zo specifiek
  • na enkele dagen: IgG

volgend contact:

  • IgM blijft zelfde bult ongeveer
  • veel sneller en veel beter IgG gemaakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

transiënte humorale ID

A

bv medicatie die T cellen onderdrukken

transiënt = ik maak er wel, maar niet zo goed en niet zo veel –> naarmate ik ouder wordt, kom ik er wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verworven ID

A

in algemeen slechte toestand waardoor geen antistoffen meer kan aanmaken: bv HIV, malnutritie, immuunsupressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

primaire ID (zeldzaam)

A

< 1/800
‘Jeffrey Modell’: 10 alarmtekens:
1. > 8 of meer oorontstekingen op een jaar
2. > 2 ernstige sinusinfecties op een jaar
3. > 2 longontstekingen op een jaar
4. behandeling met AB van meer dan twee md met weinig effect
5. groeivertraging: G en L
6. hoge koorts (bv herhaal abces in de huid of orgaan)
7. persisterende schimmelinfecties vd mond of huid
8. noodzaak behandeling met IV AB om infectie te genezen
9. meer dan 2 invasieve infecties (incl sepsis): bv meningitis of artritis
10. familielid met ID

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

humorale ID

A
  • frequente infecties door gewone kiemen: bv varicella
  • herhaalde infecties door s pneumoniae, H influenza (omkapselde bct)
  • recurrente pneumonitis, otitis, sinusitis en sepsis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

cellulair gecombineer

A
  • ernstige infecties door gewone kiemen: bv herpes encefalitis
  • infecties door ongewone kiemen: bv jiroveci: op 1 jaar heeft iedereen antistoffen zonder ziek te zijn
  • progressieve pneumonie door RSV, parainfluenza, CMV, varicella
  • ernstige mucocutane candidiase
  • pneumocystis carinii infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

neutrofilair

A

abcessen en fungi:

  • navelstreng valt laat af:
  • -> fagocyten zijn noodzakelijk om navelstreng te doen afvallen
  • -> nl gezien duurt dit niet langer dan 10-14 dagen
  • huidinfecties, abcessen door catalase + kiemen: pseudomonas, serratia, s areus
  • aspergillus longinfectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

complement: fulminante infecteis

A
  • binnen enkele uren heel erg ziek

- bv job syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly