Inleiding Flashcards
(8 cards)
clissificerende / categorisch denken
- in cluster: groep van symptomen
- wat is het probleem
+: men weet wat er aan de hand is, indicatiestelling, algemene zicht
-: etiket/label, symptomen veranderen doorheen tijd, comorbiditeit, cultureel/ sociaal bepalen
en onderliggende mechanisme niet uitgelegd
Breedband vs smalle band
breedband: screeningsinstrumenten, (semi-gestructureerd) interview
smalle band: gestandaardiseerd, positie in norm
! bi-directioneel model !
- wederzijdse interactie: ouders beïnvloeden het kind, en zij beïnvloeden de ouders
- kind kan zich verkeerd gedragen door gedrag ouders en andersom
- kin- en ouderfactor
! Bio ecologisch model !
Bio systeem: interpersoonlijke factoren
micro systeem: directe omgeving (directe beïnvloeding)
mesosysteem: relaties tussen verschillende microsystemen
exosysteem: maatschappelijke systemen (indirect ben leden), kind is geen onderdeel van het systeem
macrosysteem: waarden, normen, wetten en regels (systeemlaag zonder mensen)
chronosysteem: bepaald door tijdsperiode, verandert in tijd
! Transactionnel model !
eigenschappen van kind is het product van interacties tussen het genotype (erfelijke eigenschappen), fenotype (het zichtbare) en omgeving
equifiniteit en multifinaliteit
equifiniteit= eenzelfde resultaat kan voortkomen uit verschillende beginpunten
multifinaliteit: één risicofactor een heleboel problemen kan veroorzaken
beschermende factoren
kindfactoren (bvb hechtingstijl)
ouderfactor (bvb emotieregulatie)
prenatale factoren (zoals stressexposure)
omgevingsfactoren (zoals sociale vangnet)
dosis-responsrelatsie
hoe ernstiger en langer de risicofactor hoe zwaarder het problematiek