Introductie Flashcards

(32 cards)

1
Q

Antisociaal gedrag

A

Gedrag dat maatschappelijke normen niet respecteert, wetten of de rechten van anderen of (in het geval van kinderen) verwachtignen van autoriteitsfiguren zoals ouders of leraren schendt
- overkoepende term voor een breed scala aan gedragingen
- gedeeld component van antisociale gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Agressie

A

Enig gedrag dat gericht is op een ander individu dat wordt uitgevoerd met de directe bedoeling om schade toe te richten
- in toevoeging moet de dader het idee hebben dat het gedrag schade zal toerichten aan dat andere individu en dat dat andere individu gemotiveerd is om schade te ontwijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geweld

A

Specifieke vorm van agressie met extreme schade als doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is geen agressie of geweld?

A

Gedrag dat:
- onopzettelijk is
- consensueel is
- uiteinddelijk voordelig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Criminaliteit

A

Criminaliteit is gedrag dat door de wet strafbaar wordt gesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onderzoek naar antisociaal gedrag

A
  • origineel gezien als puur biologisch of psychosociaal
  • late 19e vroege 20e eeeuw: opkomst modellen: genetisch, evolutionair, biopsychologisch en psychosociaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Genetische modellen

A

Erfelijkheid van gedrag en variatie daarin zorgt voor individuele verschillen -> bewijs: rol genen in antisociaal gedrag ong. 50%
- Tweeling en adoptiestudies
- Moleculaire studies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tweeling en adoptiestudie

A
  • Monozygote (MZ) tweeling = 100% overlap genen, 100% overlap omgeving
  • Dizygote tweeling = 50% overlap genen, 100% overlap omgeving
  • MZ in verschillende huizen = 100% overlap genen, 0% overlap omgeving
  • Geadopteerd brus = 0% overlap genen, 100% overlap omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Moleculaire studies

A
  • zoektocht naar variatie in allel-vormen
  • echter: onwaarschijnlijk dat antisociaal gedrag gecodeerd is op één gen en invloed van genen kan verschillen in verschillende ontwikkelingsfases, blootstelling aan omgeving en soort antisociaal gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Evolutionaire modelle

A
  • Stammen af van Darwin’s natuurlijke selectie –> antisociaal gedrag overleeft omdat het voordelen heeft
  • evolutionaire modellen legitimeren niet dat mensen antisociaal gedrag vertonen, ze leggen enkel uit waarm ze dit mogelijk doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Biopsychologische modellen

A

Focussen op hoe aspecten van biologische systemen invloed hebben op antisociaal gedag
- hersenen
- hormoonsysteem
- zenuwstelsel
- immuunsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Psychosociale modellen

A
  • focussen op de invloed van de omgeving op individuen
  • sociale leermodellen: antisociaal gedrag wordt aangeleerd door anderen te observeren
    -sociale ontwikkelingsmodellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sociale ontwikkelingsmodellen

A
  • Beschermende factoren dragen bij aan positieve sociale skills en risicofactoren dragen bij aan gedragsproblemen
  • Balans tussen beschermende en risicofactoren bepaalt levensstijl
  • Factoren zitten op het niveau van het individu, de familie, het bredere sociale niveau en op meerdere niveaus (multilevel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Recenter onderzoek naar antisociaal gedrag

A

Recentere modellen integreren meerdere perspectieven
–> complexer, maar daarmee waarschijnlijk ook beter in staat om de volledige werkelijkheid te vatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Genen, omgeving en waar ze samenkomen

A

Gen-omgevingscorrelatie: passief, evocatief en actief
- gen-omgevingsinteractie
- omgeving beïnvloedt genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Interventie vanuit een ontwikkelings, biopsychosociaal perspectief

A
  • gezien het belang van prenatale factoren, belang om vroeg te starten (zwangerschap of al daarvoor)
  • aangezien risicofactoren vaak stabiel zijn, preventie/interventie zinvol in verschillende levensfasen
  • preventieprogramma’s moeten zich richten op alle niveaus van risicofactoren
  • Genen en omgeving hebben niet alleen afzonderlijke effecten, maar interacteren ook. Genen kunnen een belangrijke factor zijn die bepaalt welke types van interventies wekzaam zijn, voor wie.
17
Q

Agressie en geweld over tijd en de levenspanne

A
  • geweld is in de laatste millennia afgenomen
  • binnen mensenlevens ook sprake van afname; fysieke agressie hoogst in vroege kindertijd en neemt daarna af
18
Q

Patronen van agressie en geweld

A
  • fysieke agressie hoort binnen het gedragsrepertoire van peuters
  • maar frequentie over tijd verschilt
  • 3 patronen van fysieke agressie
  • twee patronen van indirecte agressie
19
Q

3 patronen van fysieke agressie

A
  1. afwezigheid agressie vanaf vroege kindertijd t/m adolescentie
  2. gemiddelde niveaus agressie in vroege kindertijd en afname daarna
  3. hoge agressie in vroege kindertijd t/m adolescentie
    - 1 en 2 komen meest voor
    - 3 vaker bij jongens, 1 vaker bij meisjes
20
Q

2 patronen van indirecte agressie

A
  • stabiel laag
  • hoog en toenemend
    (erg hoog en stabiel)
    –> iets meer 1 dan 2
    –> meisjes vaker 2 dan jongens
21
Q

Categorisatie van agressie

A

Agressie kan worden gecategoriseerd op verschillende manieren:
- indirect versus direct
- type agressie
- motivatie voor agressie

22
Q

Indirecte agressie

A

Vaak meer anoniem, indirecte schade aan target
- bijv. sociale status of exclusie

23
Q

Directe agressie

A

Zichtbaarder en daarmee de dader ook identificeerbaarder
- bijv. iemand uitschelden

24
Q

Type agressie

A
  • verbaal
  • relationeel
  • fysiek
  • andere, niet interpersoonlijke vormen
25
Reactieve agressie
Warm-bloedig, impulsief, in reactie op een (vermeende) provocatie, defensief --> link met negatieve emoties
26
Proactieve agressie
Koud-bloedig, voorbereid, met een doel buiten het schade toebrengen aan een ander, instrumenteel en offensief
27
Regulatie
- slechte zelf-regulatie - slechte emotie-regulatie - impulsiviteit --> allemaal reactieve agressie
28
Psychopathologie
Reactief: - negatieve emotionaliteit - neuroticisme - sociale angst Proactief: - oppositioneel-opstandige gedragsstoornis - gedragsstoornis - deliquentie - middelengebruik - eigendomsmisdaad - binge drinken - antisociaal gedrag - psycopathie trekken
29
Cognitieve bias
Reactief: vijandige attributie bias Proactief: positieve verwachtingen uitkomsten van agressie
30
Sociale aanpassing
Reactieve agressie: - afwijzing door leeftijdsgenoten - slachtofferschap pesten leeftijdsgenoten - slechte sociale skills
31
Hersenfunctioneren
Reactieve agressie: overactieve HPA as respons op stress
32
Behandeling en beoordeling
Verschil tussen reactieve agressie en proactieve agressie kan belangrijk zijn in behandeling - maar let ook op: veel daders gebruiken beide soorten geweld!