Iter quartum decimum Flashcards
(27 cards)
Velle
/. Volo. Willen
Nolle
/. Nolo Niet willen
Malle
/. Malo. Liever willen
Consul
Consul- Consulis, m. De consul
Species
Specie- Speciei, vr. 1. Het uiterlijk. 2. De schijn. 3. De soort
Magistratus
Magistratu- Magistratus, m. 1. De ambtenaar. 2. De gezagsdrager
Quare?
Waarom?
Malum
Mal- Mali, o. 1. Het kwaad. 2. De kwaal
Iterum
Opnieuw
Dies
Die- Diei, m./ vr. De dag
Res
Re- Rei, vr. De zaak, het ding
Casus
Casu- Casus, m. 1. De val. 2. De belevenis, het voorval. 3. Het toeval
Narrare
Narra- Narro. Vertellen
Pes
Ped- Pedis,m. De voet
Fructus
Fructu- Fructus, m. De vrucht
Exercitus
Exercitu- Exercitus, m. Het leger
Facies
Facie- Faciei, vr. 1. Het uitzicht. 2. Het gezicht
Vultus
Vultu- Vultus, m. 1. De gelaatsuitdrukking. 2. Het gezicht
Magis
Meer
quantum
- Hoeveel, hoezeer. 2. (Zoveel) als
Aperire
Aperi- Aperio. 1. Openen. 2. Bekendmaken
Perire
/. Pereo 1. Omkomen. 2. Vergaan
Pectus
Pector- Pectoris, o. De borst
Manus
Manu- Manus, vr. 1. De hand. 2. De troep