Jeugdcriminologie 2 Flashcards
(47 cards)
Waar is de hulpverlening scherp op
de wankelgroep (scheiding tussen de twee uiterste; goede leven en iemand bij waar alles tegen zit in het leven)
wat zijn risicofactoren
factoren die ervoor zorgen dat iemand crimineel verdrag vertoont, een kans dat het mis gaat, hogere kans dan bij anderen, vatbaar voor crimineel gedrag
benoem risicofactoren
- Slechte omgeving
- Slechte buurt (broken window)
- Lage zelfcontrole
- Drang naar status
- Lage intelligentie
- Individueel niveau; stoornissen of defecten
- Hoge spanningsbehoefte
- Invloed van vrienden; criminele leefstijl van vrienden
- Buurt waarin je opgroeit (sociaal economische status; Merton strain theory)
- Als je moeder verslaafd is wordt je verslaafd geboren
- Warmte krijgen, affectie, voorbeeld van je ouders
wat zijn beschermende factoren
factoren waardoor mensen op het rechte pad blijven, wat weerhoud mensen om het te doen
benoem beschermende factoren
- Commitment met maatschappij
- Werk, school
- Vrienden/relatie
- Goede band met familie
- Toekomstperspectief
- Weerbaar/goede zelfcontrole
- Hoge intelligentie
- Vrienden die hard sporten en studeren
- Als je een doel hebt in het leven
- Een goede omgeving, ouders, vrienden, relatie
- Goede leefstijl
wat is het tweepadenmodel van Moffitt
- Kijkt specifiek naar jeugd
- Langdurig (2000 jongeren) onderzoek jarenlang gevolgd en op basis van die data zag ze twee groepen: jonge beginners die het blijven doen en jongeren die pieken in hun puberteit en ermee stoppen later (door wonen, werken, wifey -> willen verbinden hieraan)
- Wat je vooral ziet dat ze bijna altijd in vroege kindertijd al probleemgedrag zien
- Mensen kunnen wel altijd veranderen
- Hierdoor kan je beter casuïstiek begrijpen, het betekent niet dat het altijd zo is
wat houdt de age crime curve in
- Piek van crimineel gedrag 17-19 jaar
- Daarna daalt het
- Heftige geweldincidenten en onlinecriminaliteit piekt
- Maar in totaal daalt jeugdcriminaliteit
- Misdrijven komen het meeste voor tijdens de middel tot late adolescentie
- Vanaf 16-20 jaar oud neemt de hoeveelheid criminaliteit af
wat zijn de factoren die invloed hebben op een individu
Het begint bij het individu;
- familie is heel groot en belangrijk, vooral in de jonge jaren. Dit heeft een grote invloed op de ontwikkeling
- school
- vriendjes, daarna vrienden groepen; familie wordt steeds wat minder belangrijk, je gaat meer tijd doorbrengen met je vrienden
- buurt
wat is omgevingscriminologie
- Micro (individu)
- Meso (gezin, buurt)
- Macro (wijk, maatschappij)
wat is belangrijk op de afbeelding van de factoren die invloed hebben
- Leeftijd is belangrijk bij deze afbeelding
- De invloed bepaald wat factoren op je hebben
- Op jonge leeftijd heb je nog je moeder boven je
- Hoe ouder je word je krijgt vrienden, een relatie deze kunnen grote invloeden hebben
- Leeftijd maakt uit wat de invloeden zijn van de bovenstaande factoren, leeftijd maakt uit hoe de lijnen lopen
- Als je oud genoeg bent kan je bijvoorbeeld ook uit de factor buurt weggaan
wat is Peers
- de mensen om je heen
- leeftijdsgenoten
Optelsom van risicofactoren en ernstig delinquent gedrag
Hoe meer risicofactoren samen komen in één persoon hoe meer het misgaat
wat zijn de factoren die een gezonde ontwikkeling in de weg staan (risicofactoren)
- intrapersoonlijk
- ouders en gezin
- school
- peers
- buurt
wat is intrapersoonlijk
- laag IQ
- hoge impulsiviteit
- gedragsstoornissen
wat wordt bedoeld met ouders en gezin
- ouders zelf impulsief en agressief
- opvoeding (inconsistent, hardhandig straffen
- gezinssituatie (armoede, werkloosheid)
wat is narrowing options for change
de combinatie van factoren veroorzaakt een negatieve spiraal waardoor antisociaal gedrag verergert
wat zijn beschermende factoren
factoren die gezonde ontwikkeling bevorderen
- school
- familie
- buurt
wat zijn microfactoren
binnen de directe omgeving van het kind, hebben de belangrijkste invloed (beschermende factoren)
wat is leerpsychologie
Alle gedragingen zijn aangeleerd, dus ook criminaliteit.
- leerproces
Klassiek leren/klassieke conditionering (Pavlov)
Neutrale stimulus (bel) kan via een significante stimulus (voedsel) leiden tot een reactie (kwijlen).
▪ Gedrag wordt aangeleerd door het geven van een beloning.
▪ Gaat om ongewild gedrag.
▪ De neutrale stimulus kan uiteindelijk een reactie opwekken die oorspronkelijk geen relatie met die prikkel had.
Instrumenteel leren/operant conditioneren
Leerproces waarbij een respons in context gevolgd wordt door een bekrachtiger/bestraffer.
▪ Je leert van de consequenties van je gedrag.
▪ Gaat om doelgericht gedrag dat wordt gevormd door de gevolgen van gedrag.
▪ Afschrikken crimineel: drang om delict te plegen kan via een straf leiden tot een reactie (straf
is vervelend, dus pleeg ik maar geen delict meer).
Belonen is effectiever dan straffen, het suggereert dat het gedrag sociaal wordt gewaardeerd. Straffen i.p.v. belonen verhoogt de kans op recidive.
Leren door observatie (Bandura)
‘Role model’, mensen imiteren anderen. Er komt geen directe reinforcement aan te pas.
▪ Hoe belangrijker iemand voor je is, des te sterker zal de invloed van die persoon op je zijn. ▪ Individuen kopiëren gedrag niet precies, ze maken er hun eigen vorm van.
▪ Wanneer gedrag tot beloning leidt verhoogt dit kans op gedrag. Als er geen beloning maar
straf volt, blijft het (positieve) gedrag uit.
Sociaal leren
Meer aandacht op cognitieve (kennis over sociale ervaringen) en sociale kanten van het leren.
▪ Mens wordt niet alleen beïnvloed door de omgeving, maar beïnvloedt de omgeving zelf ook.
▪ Complexe wijze van leren: vraagt om cognitieve vaardigheden zoals herinneringen,
redeneringen, verwachtingen en waarden.
Ontwikkelingscriminologie
Doet onderzoek naar welke effecten levensgebeurtenissen hebben op de ontwikkeling van antisociaal gedrag. Probeert crimineel gedrag van individuen te verklaren. Beschermende factoren volgens de ontwikkelingscriminologie:
1. Affectieve band;
2. Toezicht houden;
3. Adequaat labelen van ongewenst gedrag;
4. Bestraffen van ongewenst gedrag.