KA2: Het onstaan van de landbouw en de eerste landbouwsamenlevingen Flashcards

1
Q

Waar en wanneer leefde het volk van de Natufiërs? Wat was bijzonder aan hen?

A
  • 9000 v.C. Jericho en de Dode Zee
  • Waren jager-verzamelaars. *Maar omdat ze in bijzonder rijk gebied waren terecht gekomen neiging om op één vaste plaats te blijven.
  • Bouwden stevigere huizen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het einde van de ijstijd had voor Natufiërs twee gevolgen. Welke?

A
  • wilde kuddes verdwenen

* meer regen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Door de regen werd de grond vruchtbaarder. Waartoe werden de Natufïers gedwongen?

A

Gedwongen meer te gaan doen met hun plantaardige voedsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe zag het voedselpakket v.d. Natufiërs eruit?

A

50 soorten wilde planten.  Peulvruchten  Vijgen  Pistachenoten  Eikels  Wilde tarwe  Gerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit hoe het kwam dat de Natufiërs zelf voedsel gingen produceren i.p.v. uit de natuur te halen.

A
  • Zaden van grasachtige planten normaal door de wind verspreid.
  • Klein en bevatten weinig voedingswaarde.
  • Ontstonden varianten van de wilde tarwe die:
  • Grotere korrels bevatten. -Korrels steviger aan de halmen vastzaten. (Niet zomaar door de wind verspreid.)
  • Vond een selectie plaats.  -Natufiërs kregen in de gaten dat ze de zware tarwekorrels zelf moesten uitzaaien.

Plant en mens werden op deze manier voor hun voortbestaan van elkaar afhankelijk.

Zelf voedsel produceren inplaats van het halen uit de natuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mensen kregen door dat het houden van dieren meer opleverde dan het jagen van dieren. Hoezo?

A

Van jachtdieren konden het vlees, huid, botten en gewei eenmalig worden gebruikt. Dieren houden ook melk en wol, producten die steeds opnieuw terugkwamen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Er ontstonden diersoorten die alleen konden voortbestaan met mensen in hun omgeving. Leg dit uit en geef een voorbeeld van een hedendaags dier.

A

 Mensen selecteerden dieren die onnatuurlijk veel melk en wol produceerden en cultiveerde zo bepaalde dierenrassen.  Zulke dieren zouden in de natuur niet lang overleven.  Maar door de selectie van de mens:  Ontstonden diersoorten die alleen konden voortbestaan als ze door mensen gemolken of geschoren werden. vb: Friese Stamboekkoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Melk en wol leverden nieuwe technieken op. Noem er drie.

A

 Wol gesponnen en geweven materiaal voor een nieuw soort kleding.
 Melk gemengd gemalen graan pap.
 Maken van boter en kaas melkproducten langer bewaard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Boeren hadden lang niet zo’n mooi leven als de J&V. Noem 3 nadelen aan boer zijn in die tijd.

A

 Veel harder werken voor hun voedsel.
 Groot risico mislukken van oogst.
 Eten minder gevarieerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Toch leiden de boerenculturen tot sneller groeiende bevolking. Waarom? En wat is het gevolg van deze groeiende bevolking?

A

Zekerder bestaansrecht. Als zoveel monden gevoed moesten worden, kan dat niet meer zonder landbouw te bedrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 5 werktuigen en/of gebruiksvoorwerpen die hoorden bij de landbouwcultuur?

A

Sikkels om graan te oogsten. (Halfrond stuk hout/been, waarin kleine scherpe steentjes zijn gevestigd om een snijrand te vormen).
 Nieuwe steentijd gepolijste, geslepen stenen bijlen.
 Hakken om de grond los te woelen.
 Maalstenen die graankorrels tot meel maalden. (Moeilijk te vervoeren).
 Aardewerk. (Moeilijk te vervoeren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Om welke twee redenen werden er zoveel bomen gekapt

A

Grootschalig omhakken van bomen noodzakelijk voor akkers en voor meer bouwmateriaal voor hun grotere permanente woningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Neolithische culturen onderscheidden zich door hun vaste woonplaatsen. Hoe zagen de eerste huizen eruit?

A

Woonvertrek, stal en zolder voor de opslag van voorraden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De ontdekking van de sedentaire nederzetting van Elsloo en Stein bracht een aantal conclusies. Noem er een paar.

A
  • Grote boerderijen.
  • 30 x 7
  • omhooggehouden door 5 rijen eikenhouten palen.
  • Grotendeels wanden van gevlochten takken waarover leem was gestreken.
  • Deel van de wanden helemaal van houten planken. (Waarschijnlijk omdat aan die kant de invloed van weer en wind het sterkt was).
  • huis ging niet zo lang mee
  • latere huizen steeds kleiner. -huis van ‘de hoofdman’ bleef even groot en stevig. (wanden van hout)

Blijkbaar verschil tussen ‘gewone dopelingen’ en de aanzienlijke hoofdman langzamerhand groter geworden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verklaar waarom in landbouwculturen bezit een veel grotere rol speelt dan bij J&V.

A

Nomadische volkeren: Kan niet meer bezitten dan hij in staat is te dragen. ‘Bezitten’ van een stuk van de aarde onmogelijk.

Landbouwculturen bezit veel grotere rol dan in jager-verzamelaars cultuur.
Goederen, ruimere huizen en landbouwgrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke manier hadden de boeren om het voorbestaan van hun familie te verzekeren en hun bezit te vergroten?

A
  • erfrecht
  • uithuwelijken van vruchtbare dochters
  • Zij konden nieuwe erfgenamen baren
  • Dochters scherp door de familie bewaakt tot ze konden worden uitgehuwelijkt.
  • (!) Hierdoor bewegingsvrijheid van vrouwen ingeperkt.
17
Q

Vormen van bezit betekent ook sociale ongelijkheid. Leg dit uit.

A

Wie meer succes heeft in het verwerven van bezit wordt rijker dan zijn dorpelingen en daardoor mogelijk meer macht en aanzien.

18
Q

Welke gevolgen hadden landbouwoverschotten?

A

Ruimte voor niet-productieve leden van de samenleving.
 BV: Priesters en mensen die leiding moesten geven.
 Zulke mensen ontleenden status aan hun speciale positie en mogelijk ook aan hun speciale band met goden en geesten.

19
Q

Noem voorbeelden waaruit je de ongelijkheid tussen de mensen kunt concluderen.

A

Begravingen, Waarbij aan de dode meer of minder goederen werden meegegeven.

20
Q

Mensen werden ook slachtoffer van gewapend geweld. Noem twee voorbeelden wat hier de oorzaak van was.

A

 Waar meer bezit is, staat meer op het spel.  Aantal mensen breidde zich uit, Maar kans dat men elkaar tegenkwam en daarbij in conflict raakte

21
Q

Wat was het belangrijkste doel om oorlog te gaan voeren? En waarom?

A

Kapen van vee:

 Voor het product (vlees, melk).
 Belangrijk offerobject.
 Betaalmiddel bij huwelijkstransacties.
 Losgeld voor gijzelaars.
 Bezit van grote kudde vee zorgde voor aanzien.
 Behouden van veel vee krijgshaftigs.

Dit werd een ritueel.

22
Q

Bij welke cultuur hoorden de hunebedden, en wanneer was deze cultuur?

A

trechterbekercultuur (3500 – 2700 v.C.)

23
Q

Waarom spanden de hunebedbouwers zich zo in?

A

Wilden hun grondgebied met een indrukwekkend monument markeren.

24
Q

In NL zijn nog 53 hunebedden over. Waar is de rest?

A

 Steengroeve = werkplaats.  Prehistorie, van grote stenen werden maalstenen gemaakt.
 Middeleeuwen, gebrek aan voldoende steen.

25
Q

Wanneer is het meisje van Yde gevonden?

A

1897

26
Q

Noem uitkomsten van het onderzoek aan het meisje van Yde door het Drents Museum te Assen.

A

 Skelet.
 Grote delen huid en haar.  Begin van de jaartelling.
 16 jaar.
 Drentse landbouwcultuur uit de ijzertijd.

27
Q

Wat zag men nog meer aan het lichaam van het meisje van Yde, en welke mogelijke conclusies kun je hieruit trekken?

A

 Stuk kleding.
 Bandje waarin een knoop lag (wurgen).
 Helft haar afgeschoren.
 Mank gelopen.

 Ritueel gewurgd.
 Aan de goden geofferd door haar in het veen te werpen.
 Misschien afgeschoren haar deel van de plechtigheid?
 Misschien speciaal uitgekozen omdat ze mank liep?
 Misschien werd ze ergens voor gestraft

28
Q

Verklaar waarom offers in veen en veenlijken vaak voorkomen

A

 Onheilspellende woonplaatsen van goden en geesten. Gevaarlijk, een misstap en je verdwijnt in het veen.

29
Q

Waar en wanneer is Ötzi de IJsman gevonden?

A

1991 in Ötztaler Alpe

30
Q

Wie was Ötzi waarschijnlijk?

A

 45 jaar.
 3300 v.C. gestorven.
 Boerenbevolking Zuid-Tirol.
 Waarschijnlijk een herder.

31
Q

Welke spullen had Ötzi bij zich?

A

 Kleren van geitenvel.
 Gewapend met koperen bijl, vuurstenen dolk en pijl & boog.
 Gloeiende houtskool en brandbaar materiaal.
 Laatste maaltijd steenbokvlees, graan en plantaardig voedsel.

32
Q

Waarom had Ötzi waarschijnlijk een zwaar leven gehad?

A

 Neus en sommige ribben oude breuken.
 Knieën en onderrug versleten.
 Tatoeages.
 Door pijlschot in zijn rug dood.