Kapitale 5 Flashcards
(55 cards)
1
Q
drinnen
A
binnen
2
Q
der Haushalt
A
Het huishouden
3
Q
hell
A
licht
4
Q
herausfinden
A
ontdekken
5
Q
die Miete
A
de huur
6
Q
privat
A
privé
7
Q
der Vermieter
A
De verhuurder
8
Q
der Zettel
A
het briefje
9
Q
sich ansehen
A
bekijken
10
Q
bequem
A
comfortabel
11
Q
deutlich
A
duidelijk
12
Q
dunkel
A
donker
13
Q
der Einkaufszentrum
A
het winkelcentrum
14
Q
einziehen
A
betrekken
15
Q
grillen
A
barbecueën
16
Q
in der Nähe
A
in de buurt
17
Q
de badkamer
A
das Badezimmer
18
Q
de zolder
A
der Dochboden
19
Q
de tuin
A
der Garten
20
Q
de keuken
A
die Küche
21
Q
de ruimte
A
der Raum
22
Q
de schuur
A
die Scheune
23
Q
de sleepkamer
A
das Schlafszimmer
24
Q
de woonkamer
A
das Wohnzimmer
25
fremd
vreemd
26
gemeinsam
samen
27
das Gerät
het apparaat
28
hässlich
lelijk
29
sich kümmern um
zorgen voor
30
die Nachbarn
de buren
31
putzen
schoonmaken
32
verabredet sein
een afspraak hebben
33
der Aufzug
de lift
34
die Ausbildung
de opleiding
35
das Erdgeschoss
de begane grond
36
der Flohmarkt
de rommelmarkt
37
der Herd
het fornuis
38
das Leben
het leven
39
schließen
sluiten
40
der Stock
de verdieping
41
de printer
der Drucker
42
de laptop
der Laptop
43
de plant
die Pflanze
44
het rek
das Regal
45
de kast
der Schrank
46
het bureau
der Schreibtisch
47
de bank
das Sofa
48
de stoel
der Stuhl
49
auffüllen
aanvullen
50
das Doppelzimmer
de tweepersoonskamer
51
das Einzelzimmer
de eenpersoonkamer
52
gehen nicht
werken niet
53
der Hausmeister
de conciërge
54
die Kaffeemaschine
Het koffiezetapparaat
55
überprüfen
controleren