Kapitel 6 Sprich mal (zinnen) Flashcards

(33 cards)

1
Q

Ik ben in ieder geval voor een verbod op mobieltjes op scholen.

A

Ich bin auf jeden Fall für ein Handyverbot an Schulen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat me het meest stoort is, dat er in de pauze geen gesprekken meer plaatsvinden.

A

Was mich am meisten stört, ist, dass in der Pause keine Gespräche mehr stattfinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ze zijn bang dat filmpjes op internet geplaatst worden.

A

Sie haben Angst, dass Filme ins Netz gestellt werden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik vind dat deze regeling op alle scholen zou moeten gelden.

A

Ich finde, dass diese Regelung an allen Schulen gelten sollte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik kan me een leven zonder mobieltje helemaal niet meer voorstellen.

A

Ich kann mir ein Leben ohne Handy gar nicht mehr vorstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik gebruik mijn smartphone voor veel verschillende dingen.

A

Ich benutze mein Smartphone für viele verschiedene Sachen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ik gebruik mijn smartphone als agenda, als wekker en als fototoestel.

A

Ich benutze mein Smartphone als Terminplanner, als Wecker und als Fotoapparat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dit apparaat kun je ook als woordenboek gebruiken.

A

Dieses Gerät kann man auch als Wörterbuch benutzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ik zet mijn mobieltje nooit uit.

A

Ich schalte mein Handy nie aus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ik wil graag 24 uur per dag bereikbaar zijn.

A

Ich möchte rund um die Uhr erreichbar sein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dat is toch privézaak!

A

Das ist doch Privatsache!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een verbod levert helemaal niets op.

A

Ein Verbot bringt absolut nichts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onderbreek me a.u.b. niet voortdurend.

A

Bitte unterbrich mich nicht ständig!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Laat me toch eens uitpraten!

A

Lass mich doch mal ausreden!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dat is toch onzin!

A

Das ist doch Blödsinn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zo’n onzin heb ik nog nooit gehoord!

A

So einen Quatsch habe ich noch nie gehört!

17
Q

Het een sluit het ander toch niet uit.

A

Das eine schließt doch das andere nicht aus.

18
Q

Waar heb je het eigenlijk over?

A

Wovon sprichst du eigentlich?

19
Q

Echt, hierin kan ik je geen gelijk geven.

A

Also, hier kann ich dir nicht Recht geben.

20
Q

Sorry, mag ik je dan vragen, waarom je dat denkt?

A

Entschuldige, darf ich dich dann fragen, warum du das glaubst?

21
Q

Kan ik deze camera ruilen?

A

Kann ich diese Kamera umtauschen?

22
Q

Zou je mij kunnen uitleggen hoe ik een film kan downloaden?

A

Könntest du mir erklären, wie ich einen Film herunterladen kann?

23
Q

Kun je dat alsjeblieft nog eens herhalen?

A

Kannst du das bitte noch mal wiederholen?

24
Q

De eerste stap is dat je het document opslaat.

A

Der erste Schritt ist, dass du das Dokument speicherst.

25
Ik ben vergeten hoe je ‘downloaden’ in het Duits zegt.
Ich habe vergessen, was ‘downloaden’ auf Deutsch heißt.
26
Kan ik de computer afsluiten?
Kann ich den Computer herunterfahren?
27
Vergeet niet alle bestanden nog eens op te slaan!
Vergiss nicht die ganzen Dateien noch mal zu speichern!
28
Zonder zo’n apparaat kun je toch niet meer?
Auf so ein Gerät kann man doch nicht mehr verzichten?
29
Dit is echt het laatste snufje.
Das ist wirklich der letzte Schrei.
30
Daarmee zijn we helemaal up-to-date.
Damit liegen wir voll im Trend.
31
Er is op het moment niets beters op de markt.
Es gibt im Moment nichts Besseres auf dem Markt.
32
Zou je dat de afdelingsleider kunnen vragen?
Könntest du das den Abteilungsleiter fragen?
33
Zal ik de conciërge vragen?
Soll ich den Hausmeister fragen?