Keywords in context burglars Flashcards
(32 cards)
1
Q
committing
A
began
2
Q
committed
A
opnemen
3
Q
committed to
A
toegewijd aan
4
Q
commitment
A
toezegging
verplichting
5
Q
commit to memory
A
onthouden
6
Q
random
arbitrary
indiscriminate
A
willekeurig
7
Q
haphazard
A
lukraak
blindelings
8
Q
artificial
A
kunstmatig
9
Q
counterfeit
A
vals
vervalst
10
Q
forgery
A
vervalsing
11
Q
authentic
A
echt
12
Q
genuine
A
echt
oprecht
13
Q
neglecting
ignore
A
negeren
14
Q
neglected
A
verwaarlozen
15
Q
ignorant
A
onwetend
dom
16
Q
ignorance is bliss
A
wat niet weet,wat niet deert
17
Q
rapid
speedy
A
snel
vlot
18
Q
rapids
A
stroomversnelling
19
Q
leisurely
A
rustig
niet gehaast
20
Q
imminent
A
aanstaande
ophanden
21
Q
instantaneously
immediate
A
direct
22
Q
instant
A
moment
oplos-
kant-en-klaar
23
Q
instances
A
voorval
24
Q
deterrent
A
afschrikking
25
deter from
weerhouden van
26
preventive
voorkomend
27
impediment
belemmering
28
incentive
aanmoediging
| stimulans
29
encouraged
aanmoedigen
30
trigger
| sparked
activeren
31
set off
doen afgaan
32
provoke
uitlokken