Klassieke Conditionering Betekenisanalyse Flashcards
(49 cards)
Wat zijn de twee belangrijkste vormen van leren in gedragstherapie?
Klassieke conditionering en operante conditionering.
Wat houdt klassieke conditionering in?
Het leren van een verband tussen stimuli, zoals geïntroduceerd door Pavlov.
Wat is operante conditionering?
Het leren van een verband tussen handelen en de gevolgen.
Noem een bekend experiment dat aversieve conditionering illustreert.
Het experiment met Little Albert, uitgevoerd door Watson.
Wat is extinctie binnen klassieke conditionering?
Wanneer de CS (geconditioneerde stimulus) na acquisitie niet langer gevolgd wordt door de UCS (ongeconditioneerde stimulus), waardoor de geconditioneerde respons (CR) afneemt.
Wat betekent generalisatie in de context van conditionering?
Het uitbreiden van de CR naar stimuli die lijken op de oorspronkelijke CS.
Wat is een inhibitorische conditionering?
Het leren van een verband tussen een CS en het niet voorkomen van de UCS, zoals bij veiligheidssignalen.
Welke drie paden kunnen leiden tot het aanleren van een verband volgens Rachman (1977)?
- Directe ervaring
- Modelling (observatie)
- Informatie (zoals negatieve verhalen lezen/horen)
Wat is appetitieve conditionering?
Een vorm van klassieke conditionering waarbij een aangename UCS wordt geassocieerd met een CS, wat leidt tot een positieve CR.
Wat is aversieve conditionering?
Een vorm van klassieke conditionering waarbij een negatieve of schadelijke UCS wordt geassocieerd met een CS, wat leidt tot een angst- of vermijdingsrespons.
Wat is het verschil tussen de CR en de UCR?
De CR lijkt meestal op de UCR, maar is niet altijd identiek, zoals bij compensatoire responsmodellen.
Is de verwachting van de UCS voldoende voor angstconditionering?
Ja, enkel de verwachting van de UCS kan al leiden tot angstconditionering zonder de daadwerkelijke ervaring.
Wat betekent contiguïteit in klassieke conditionering?
CS en UCS komen in tijd en ruimte samen voor.
Wat betekent contingentie in klassieke conditionering?
De CS moet een goede voorspeller zijn van de UCS, waarbij een logische samenhang tussen de CS en de UCS bestaat.
Wat is het belang van inhibitorische conditionering in klinische situaties?
Veiligheidssignalen (CS-) kunnen klachten verminderen; het wegvallen van veiligheidssignalen kan klachten doen toenemen.
Wat is generalisatie in psychopathologie?
Bij psychopathologie kan overgeneralisatie plaatsvinden, waarbij meer stimuli angst uitlokken en worden vermeden, wat de perceptie van dreiging uitbreidt.
Wat zijn de implicaties van overgeneralisatie voor therapie?
Overgeneralisatie maakt therapie complexer omdat extinctie minder generaliseert, wat behandelingen langer kan maken.
Wat is hogere-orde conditionering?
Een proces waarbij een eerder geconditioneerde stimulus (CS1) wordt gebruikt om een nieuwe CS (CS2) te conditioneren.
Wat is het verschil tussen een sequentieel en een referentieel verband?
• Sequentieel verband: De CS voorspelt dat de UCS/UCR zal plaatsvinden.
• Referentieel verband: De CS activeert een herinnering aan de UCS/UCR, zonder dat deze daadwerkelijk plaatsvindt.
Hoe wordt een klinische casusconceptualisatie opgebouwd volgens de betekenisanalyse?
Door een gedetailleerde analyse van de CS, UCS/UCR, en hun verbanden, evenals de leergeschiedenis en contextuele factoren.
Wat is een UCS/UCR-representatie?
Een geheugenrepresentatie van een situatie die intrinsiek emotioneel beladen is, zoals een bedreigende gebeurtenis (biologisch, sociaal, psychologisch/existentieel).
Wat is een kernschema?
Een diepgewortelde cognitieve representatie die vaak gaat over jezelf, anderen en de wereld, gevormd door vroege ervaringen en interacties.
Hoe worden kernschema’s geactiveerd en wat is het effect daarvan?
Kernschema’s worden geactiveerd door bepaalde situaties, wat aandacht en interpretatie stuurt en het schema versterkt.
Wat zijn de vijf basisbehoeften volgens Young?
- Veilige hechting met anderen (veiligheid, stabiliteit, zorg en acceptatie).
- Autonomie, competentie en een eigen identiteit.
- Realistische limieten en zelfcontrole.
- Vrijheid om gevoelens en noden te uiten.
- Spontaniteit en spel.