Kledingstukken Flashcards
(42 cards)
l’écharpe
de sjaal - de sjaals
le chapeau
de hoed - de hoeden
la blouse
de bloes - de bloezen
la cravate
de das - de dassen
la chemise
het hemd - de hemden
le cardigan
het vest - de vesten
le pull
de trui - de truien
la veste
de jas - de jassen
la petite veste
het jasje - de jasjes
le costume
het pak - de pakken
het kostuum - de kostuums
la robe
het kleed - de kleden
la jupe
de jurk - de jurken
le pantalon
de broek - de broeken
le soutien-gorge
de beha - de beha’s
la culotte / le slip
de onderbroek - de onderbroeken
de slip - de slips
la petite culotte
het broekje - de broekjes
la chaussette
de sok - de sokken
le bas
de kous - de kousen
la chaussure
de schoen - de schoenen
la botte
de laars - de laarzen
la semelle
de zool - de zolen
le talon
de hak - de hakken
le sac à main
de handtas - de handtassen
le manteau
de mantel - de mantels
