la personnalité / les émotions Flashcards
col (31 cards)
1
Q
agréable
A
aangenaam
2
Q
autoritaire
A
autoritaire
3
Q
bavard(e)
A
babbelachtig
4
Q
courageux, courageuse
A
moedig
5
Q
créatif, créative
A
creatief
6
Q
curieux, curieuse
A
nieuwsgierig
7
Q
distrait(e)
A
verstrooid
8
Q
dynamique
A
dynamisch
9
Q
généreux, généreuse
A
vrijgevig
9
Q
fâché(e)
A
boos / kwaad
10
Q
honnête
A
eerlijk
11
Q
jaloux, jalouse
A
jaloers
12
Q
optimiste
A
optimistisch
13
Q
paresseux, paresseuse
A
lui
14
Q
(im)patient(e)
A
(on)geduldig
15
Q
pessimiste
A
pessimistisch
16
Q
sociable
A
sociaal
17
Q
le grain de beauté
A
het schoonheidsvlekje
18
Q
la cicatrice
A
het litteken
19
Q
la lentille
A
de lens
20
Q
l’oreille décollée (f)
A
het flapoor
21
Q
la peau
A
de huid
22
Q
la tache de rousseur
A
het sproetje
23
Q
carré(e)
A
vierkantig
24
en brosse
bros
25
raide
sluik
26
roux, rousse
roodharig
27
décrire
beschrijven
28
s’entendre avec
overeenkomen met
29
ressembler à
lijken op
30
sembler
lijken, schijnen
