La sécurité sur internet Flashcards
(69 cards)
1
Q
internet
A
le web
2
Q
een emailadres
A
une adresse e-mail
3
Q
een helm, een koptelefoon
A
un casque
4
Q
een inbox
A
une boîte
5
Q
een (draadloos) toetsenbord
A
un clavier (sans fil)
6
Q
een inktvulling
A
une cartouche d’encre
7
Q
een mail
A
un courriel
7
Q
een USB-stick
A
une clé USB
7
Q
een internetverbinding
A
une connexion internet
8
Q
een verspreiding
A
une diffusion
8
Q
een woordenboek
A
un dictionnaire
9
Q
een (externe) harde schijf
A
un disque dur (externe)
10
Q
oortjes, een koptelefoon
A
des écouteurs
11
Q
een printer
A
une imprimante
11
Q
een mening
A
une opinion
11
Q
een scherm
A
un écran
11
Q
een belediging
A
une insulte
12
Q
een forum
A
un forum
13
Q
een foto
A
une photo
13
Q
de veiligheid
A
la sécurité
13
Q
een luidspreker, box
A
des haut-parleurs
14
Q
een browsing history,
historiek v. webbezoeken
A
un historique (de
navigation)
15
Q
een serie
A
une série
16
Q
een muis
A
une souris
16
een spel
un jeu
17
een mail
un mail, un e-mail
17
een tablet
une tablette
18
een paswoord
un mot de passe
19
een video
une vidéo
20
een zoekmotor, zoekprogramma
un moteur de recherche
20
een webcam
une webcam
21
een laptop
un ordinateur portable
22
een parameter, instelling
un paramètre
23
genant, onprettig
gênant
24
een profiel
un profil
25
oncontroleerbaar
incontrôlable
25
een uitspraak
un propos
26
een pseudoniem
un pseudonyme
27
een (draadloos) netwerk
un réseau (sans fil)
27
circuleren, rondgaan
circuler (sur internet)
28
bestellen
commander
29
een sociaal netwerk
un réseau social
30
communiceren, iets
melden aan iemand
communiquer qqch à
qqn
31
een scanner
un scanner
32
raadplegen
consulter
32
een blog maken
créer un blog
32
een server
un serveur
33
een muismat
un tapis de souris
34
verwijderen, deleten
effacer
35
een vertaalsite
un traducteur en ligne
36
versturen
envoyer
37
printen
imprimer
38
opdat…, ten einde...
afin de...
39
matigen, intomen
modérer matigen, intomen
40
online
en ligne
41
iets delen
partager qqch
42
in netwerk
en réseau
43
deelnemen aan
participer à
44
de verantwoordelijk zijn
être responsable de
45
iets publiceren
voor publier qqch
46
nadenken (over)
réfléchir (à)
46
schoonmaken, opruimen
faire le ménage
47
updaten
mettre
48
respecteren
respecter qqn/qqch
49
noch… noch...
ni… ni...
50
beveiligen
sécuriser
51
typen
taper
51
op internet
sur internet
52
downloaden
télécharger qqch
