Les liens de famille Flashcards
(61 cards)
1
Q
een toekomst
A
un avenir
2
Q
boosheid
A
la colère de
3
Q
een adolescent, puber
A
un ado(lescent)
4
Q
het vertrouwen
A
la confiance
5
Q
een gedrag
A
un comportement
6
Q
een discussie
A
une discussion
7
Q
een ruzie
A
une dispute
7
Q
een conflict
A
un conflit
7
Q
een huistaak
A
un devoir
7
Q
de jeugd
A
la jeunesse
8
Q
een gewoonte
A
une habitude
9
Q
vergelijken
A
comparer
10
Q
afwezig
A
absent
11
Q
bevestigen
A
confirmer
12
Q
ambitieus
A
ambitieux
13
Q
beslissen
A
décider
14
Q
autoritair, bazig
A
autoritaire
15
Q
verminderen
A
diminuer
15
Q
creatief
A
créatif
16
Q
verhinderen (om)
A
empêcher (de)
17
Q
egoïst
A
égoïste
18
Q
vermijden
A
éviter
19
Q
onafhankelijk
A
indépendant
20
Q
‘voortrekken’
A
favoriser
21
stout
méchant
22
gehoorzaam
obéir
23
bevoorrecht
privilégié
24
iets delen met iemand
partager qqch avec qqn
25
verantwoordelijk
responsable
26
verwittigen
prévenir
27
sociaal
sociable
28
profiteren van iets
profiter de qqch
29
het recht hebben om
avoir le droit de
30
opruimen
ranger
31
gemiddeld
en moyenne
32
slagen
réussir
33
oprapen
ramasser
34
in staat zijn om
être capable de
35
ich ongerust maken over
s’inquiéter pour zich ongerust maken over (ne plus) être ensemble (niet meer) samen zijn
s’occuper de zich bezighouden met être fâché contre qqn. boos zijn op iem
se battre vechten être reconnaissant dankbaar zijn
36
(niet meer) samen zijn
(ne plus) être ensemble
37
zich bezighouden met
s’occuper de
38
boos zijn op iemand
être fâché contre qqn.
39
vechten
se battre
40
dankbaar zijn
être reconnaissant
41
zich vergelijken met...
se comparer à qqn zich vergelijken met... être satisfait tevreden zijn
se comporter zich gedragen être un as (en) een primus zijn (in)
se coucher gaan slapen être utile nuttig zijn
42
tevreden zijn
être satisfait
43
zich gedragen
se comporter
44
een primus zijn (in)
être un as (en)
45
gaan slapen
se coucher
46
nuttig zijn
être utile
47
ruzie maken met iem
se disputer avec qqn ruzie maken met iem faire confiance à qqn. vertrouwen hebben in
s’entendre avec qqn overeenkomen met iem garder un secret een geheim bewaren
se plaindre de qqch klagen over laisser qqn tranquille iemand met rust laten
48
vertrouwen hebben in
faire confiance à qqn
49
overeenkomen met iem
s’entendre avec qqn
50
een geheim bewaren
garder un secret
51
klagen over
se plaindre de qqch
52
iemand met rust laten
laisser qqn tranquille
53
ten opzichte van (mij),
ten aanzien van (mij)
par rapport à (moi)
54
zich verzoenen
se réconcilier
55
ledigen
vider
56
kleren dragen
porter des vêtements
57
in bed blijven liggen
traîner au lit