Laatste Toets Flashcards

(53 cards)

1
Q

Mythe

A
  • beelden
  • vrije associatie
  • pc
  • existentiele vragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wetenschappelijk verslag

A
  • begrippen
  • redeneringen en bewijsvoering
  • PnC
  • wetenschappelijke vragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

V

A

Verschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De stelling van Saint Simon/Comte

A

Mythe-speculatieve filosofie-natuurwetenschap

  • er is binnen de menselijke geschiedenis een vooruitgang van kennis en inzicht geweest
  • juist niet: eigen methoden, eigen specifieke vragen, definitie vooruitgang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

4 soorten vragen

A
  • praktische
  • existentiele
  • morele
  • wetenschappelijke
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

I

A

Inductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

G

A

Generalisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

A

A

Abductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Htw

A

Hypothese tot de wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

D

A

Deductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vo

A

Voorspelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ET

A

Experimentele toetsing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

W

A

Wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Htt

A

Hypothese tot de theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

T

A

Theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Natuurwetten

A

Algemene uitspraken in wiskundige vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Generaliseringen

A

Een uitspraak is algemeen/waarschijnlijk maar geldt niet altijd en overal (raven zijn zwart)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Universele uitspraak

A

Uitspraak geldt altijd en overal (alle raven zijn zwart)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hypothese

A

Wiskundige formulering van inductief geordende verschijnselen tot algemene uitspraken
-kan een voorspelling uit afgeleid worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wet

A

Algemene uitspraken in wiskundige vorm die beschrijven hoe de kenmerken van dingen zich onderling verhouden
-staan vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Theorie

A

Theorieën zijn open en kunnen vervangen worden.

Omvat meerdere wetten en geeft samenhang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Inductie

A

Generaliseert individuele gevallen.

Door het waarnemen van overeenkomsten wordt een indeling gemaakt die leidt tot generaliseringen

23
Q

4 logische zwakheden van inductie

A
  • inductie berust op zichzelf
  • indeling berust op gelijkenis, niet gelijkheid
  • indelingen zijn willekeurig
  • generaliseringen komen niet verder dan waarschijnlijkheden
24
Q

Deductie

A

Van algemene uitspraak naar individueel geval (Et)

Socrates

25
Abductie
Afleiding uit een vermoeden Gissen Buikpijn
26
Basishypothese/uniformiteitsbeginsel
De natuur is uniform: het heelal is één in opbouw en materie, in heden en verleden doen zich processen voor die met elkaar overeenkomen. Gekenmerkt door dezelfde wetmatigheden
27
Drietal werkhypothesen
- principe van eenvoud - principe van enkelvoud - principium non contradictionis (PnC)
28
Principe van eenvoud
Vereenvoudiging, typerend kenmerk van de natuur en valt samen met schoonheid
29
Principe van enkelvoud
Na het geven van een geldige en getoetste beschrijving mag men hier geen andere begrippen, beginselen of oorzaken aan toevoegen.
30
Principium non contradictionis
Logische wijze van redenering. Niet samenvallen van de tegendelen (MM)
31
Causaliteitsbeginsel
Berust op universele uitspraken. : Vanuit wetten kunnen geen dingen worden verklaard, kan alleen deductief verklaard worden
32
Drie stadia
1. Het ontstaan van G en vastleggen van U 2. Het toetsen van H aan de hand van E zodat F aan het licht komt 3. De weg van H naar T
33
Inductiebeginsel
Alleen als men begint bij de verschijnselen zelf kan men de verklaringen vinden
34
Verificatie (WK)
``` De waarheid van een hypothese bewijzen H->(e->f) (e->f) ------- H -ongeldige redenering -modus ponens; P->Q P ---- Dus Q ```
35
Wiener Kreis
Door te toetsen aan empirische basis uitspraak zinvol, zinloos, onzinnig
36
Falsificatie (popper)
``` Het onwaarmaken van een hypothese H -> (e->f) -(e->f) -------- -H -geldige redenering -modus tollens P-> Q Niet Q --------- Dus niet P ```
37
Wetenschappelijke feiten
De uitkomst van wetenschappelijke experimenten
38
Allerdaags feit
Een bewering over verschijnselen binnen een bepaalde context
39
Inductie onredelijk
- niet noodzakelijk een waarheid biedt die deductie wel voor zich kan opeisen - heeft de pretentie via G te voeren naar U - 4 zwakheden
40
Geloofwaardigheid ipv waarheid theorieën
- geloofwaardig: eenvoud van formules +experimenteel onderzoek - niet waar omdat successen een theorie nog niet waar maken
41
Reïsme
Het gewone omgaan met de waarneembare werkelijkheid door causaliteit - menselijk onderzoek richt zich op zaken R en T - lichamelijk en bieden weerstand
42
Protocolzin
Een eenvoudig beschrijvende uitspraak over exact naar plaats en tijd bepaalde dingen (dat ding hier is wit)
43
Instrumentalisme
Wetenschappelijke theorie kan alleen worden gebruikt om voorspellingen te doen. -theorieën zijn slechts middelen om ons aan de wereld aan te passen
44
3 functies wetenschappelijke theorieën
Beschrijven, verklaren, voorspellen
45
Beschrijven
Een theoretische verklaring vormen van de verschijnselen
46
Verklaren
De samenhang van oorzaak en gevolg aangeven
47
Positivisme stroming
Stroming die zich in zijn uitgangspunten richt op de moderne natuurwetenschep -> tegen speculaties
48
Term positivisme
Alleen empirische wetenschappen leveren geldige kennis op
49
Operationalisme
Het terug gaan op metingen en berekeningen
50
Reductie
Terugbrengen, reduceren
51
Ontologische reductie
Dingen of wetten terugvoeren op concrete zaken
52
Methologische reductie
Wetten terugvoeren op basalere wetten
53
Is er sprake van vooruitgang binnen de wetenschap
Nee, Kuhn: eeuwige cirkel normaal->buitengewoon->revolutie. Popper en kreis zeggen van wel maar dit is onwaar. Binnen paradigma vooruitgang maar 2 paradigmas zijn niet te vergelijken -> geen vooruitgang