le professeur peut vous/te demander de faire guelgue chose fr -> ned Flashcards

(47 cards)

1
Q

ouvrez/fermez la porte

A

open/sluit de deur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

prenez votre livre à la page 10

A

neem jullie boek op bladzijde 10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

notez la réponse

A

noteer het antwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

faites le devoir/l’exercice

A

maak het huiswerk/de oefeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

refaites cet exercice oralement

A

hermaak deze oefeningen mondeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cachez la colonne droite

A

dek de rechterkolom af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

allumez la lumière

A

steek het licht aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

epelez le mot

A

spel het woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

lisez la phrase à haute voix/en silence

A

lees de zin luidop/in stilte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

asseyez-vous

A

ga zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

traduisez (le texte)

A

vertaal (de tekst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ecrivez un dialogue

A

schrijf een dialoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

soulignez les adjectifs en vert

A

onderstreep de bijvoeglijke naamwoorden in het groen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

etudiez ceci pour demain

A

studeer dit tegen morgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

faites l’exercice par écrit

A

maak de oefeningen schriftelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

préparez un dialogue

A

bereid een dialoog voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

effacez le tableau s’il vous plaît,

A

veeg het bord schoon alstublieft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

faites l’exercice comme devoir

A

maak de oefening als huiswerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

combinez correctement

A

combineer op de juiste manier

20
Q

faites l’exercice oralement

A

maak de oefening mondeling

21
Q

cherchez un exemple dans le texte

A

zoek een voorbeeld in de tekst

22
Q

levez-vous/ levez la main

A

sta op/ steek jullie hand op

23
Q

notez la phrase au tableau

A

noteer de zin op het bord

24
Q

formez une bonne phrase

A

maak een goede zin

25
faites un brouillon
maak een kladversie
26
choisissez la bonne réponse
kies het juiste antwoord
27
répondez aux questions
antwoord op de vragen
28
répondez oralement/ par écrit
antwoord mondeling/ schriftelijk
29
ecrivez en toutes lettres
schrijf voluit
30
comment dit-on...
hoe zegt men...
31
mettez les mots dans le bon ordre
zet de woorden in de goede volgorde
32
ecrivez dans le bon ordre
schrijf in de goede volgorde
33
mettez au singulier/pluriel/masculin/féminin
zet in het enkelvoud/meervoud/mannelijk/vrouwelijk
34
ecrivee le numéro près du dessin correspondante
schrijf het nummer bij de juiste tekening
35
ecrivez le numéro dans la case correspondante
schrijf het nummer in het juiste kader
36
vrai ou faux d'après le texte
waar of fout volgens de tekst
37
ces affirmations sont vraies ou fausses? expliquez/corrigez si c'est faux
zijn deze beweringen juist of fout? leg uit/verbeter als het fout is
38
donnez un synonyme
geef een synoniem
39
donnez le contraire
geef het tegenovergestelde
40
indiquez... (la bonne réplique)
duid (de goede republiek) aan
41
soulignez/surlignez... (l'intrus) encerclez/entourez...
onderstreep/markeer... (het woord dat niet past in de lijst/"de vreemde eend") omcirkel...
42
dites en...
zeg in...
43
transformez...
zet om...
44
complétez... (la grille)
vervolledig... (het rooster)
45
ajoutez un e muet
voeg een doffe -e toe
46
faites l'accord
maak de overeenkomst/aanpassing (van een werkwoord/bijvoeglijk naamwoord/...)
47
donnez un exemple
geef een voorbeeld