Learnings from Podcasts #28 Flashcards

(30 cards)

1
Q

Every time I want to meet my girlfriend, she’s just busy

A

Steeds als ik wat mijn vriendin wil afspreken, is ze net bezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

accurate

A

nauwkeurig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

The cordon around the building will be lifted.

A

De afzetting rondom het gebouw zal worden opgeheven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Most of the damage has been cleaned up

A

De grootste schade is opgeruimd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

The Netherlands was occupied by the Romans

A

Nederland werd bezet door de Romeinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

What do these cities have in common?

A

Wat hebben deze steden met elkaar gemeen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In places where they can easily cross the river

A

Op plaatsen waar ze makkelijk de rivier over kunnen steken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

There used to be a lot of trees in Holland

A

Vroeger stonden er veel bomen in Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

The monster cried when it died

A

Het monster riep terwijl het stierf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tell me

A

Zeg het eens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

I feel weak and dizzy

A

Ik voel me slap en duizelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Are you unusually thirsty?

A

Heb je ongewoon veel dorst?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

I will take your blood pressure

A

Ik za je bloeddruk nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

I will draw some blood for analysis

A

Ik zal wat bloed trekken voor onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

I will send the tubes to the lab

A

Ik stuur de buisjes naar het lab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

I fell of a ladder

A

Ik ben van een ladder gevallen

17
Q

I will have a look

A

Ik zal een kijken

18
Q

Your ankle is sprained but not broken

A

Jouw ankle is verstuikt maar niet gebroken

19
Q

I will put a bandage around it

A

Ik doe er een verband omheen

20
Q

You should also apply a cream

A

Je moet ook een zalf smeren

21
Q

I will refer you to the hospital

A

Ik zal je doorverwijzen naar ziekenhuis

22
Q

Someone of nobility

A

Iemand van adel.

23
Q

she temporarily moved in with another man

A

ze trok tijdelijk in bij een andere man

24
Q

She had never learned anything but being a woman

A

Ze had nooit iets anders geleerd dan vrouw zijn.

25
In reality
In werkelijkheid
26
the revenge
de wraak
27
One of the bullets hit her heart.
Een van de kogels raakte haar hart.
28
Next time we will do something more cheerful.
De volgende keer doen we weer iets vrolijkers.
29
It is still so unreal
Het is nog steeds zo onwerkelijk
30
The kapsalon is a polarising dish
De kapsalon is wel een polariserend gerecht