Lectures week 3 Flashcards

(68 cards)

1
Q

Alhoewel parkinson bekend staat om te motorische symptomen, zijn er ook niet-motorische symptomen..

waar of niet waar

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is het een ‘early onset’ van parkinson?

A

voor je 50e

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

komt parkinson meer voor bij mannen of vrouwen?

A

meer mannen, namelijk 50% meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de incidence van Parkinson disease neemt toe door

A
  • oudere populatie
  • increased life expectancy
  • industrialisation/pollution
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

je hebt heel veel verschillende soorten parkinson:

A

Parkinsons disease:
1. familial (dus genetisch) - eerder, meer progressief
2. Idiopatic (sporadisch)

Atypical parkinsonism
1. door Corico-basal degeneration of door progressive supranuclear palsy
2. door multiple system atrophy of door lewy body dementie
(beide snellere progressie, kortere overlevingstijd, prominent en vroege cognitieve symptomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voorbeelden van motorische symptomen

A
  • bradykinesia
  • rigidity
  • rest tremor
  • postural instability
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorbeelden van niet-motorische symptomen

A
  • fatigue/ sleep disorder
  • sensory pain
  • autonomic dysfunction
  • cognitive & neuropsychiatric impairment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

afhankelijk van welke symptomen meer prominent zijn kan je parkinson indelen in 2 types:

A
  1. tremor-dominant
    a. more tremor
    b. slower progression
  2. postural-dominant
    a. more postural instability
    b. more progressive course
    c. faster cognitive decline
    d. more frequent depressive symptoms
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Je hebt een Hoehn & Yahr Scale (HY scale), wat doet die, en hoe?

A

Om te kijken naar de ‘course’ van de ziekte hebben zij een ‘stage classification’ gemaakt.

  • zij kijken welke gedeelte van je leven en lichaam zijn aangetast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nog een andere gebruikte schaal is de Unified Parkinsons Disease Rating Scale (UPDRS), wat weet je daarvan?

A

Wordt gebruikt om de course en severity van de ziekte te bepalen.
- heeft 4 schalen, de 3e schaal (motor examination) wordt het meest gebruikt.

de andere schalen zijn
1. non-motor experiences of daily living
2. motor experiences of daily living
3. motor examination
4. motor complications

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bij die motor-examination, wat doe je dan?

A

allemaal verschillende testjes om te zien in hoeverre de motorische functies nog doen wat ze moeten doen. Zoals het tappen van je vingers op elkaar.

de scores die je dan uit die testjes haalt vul je in in een soort checklist, en daar wordt dan het gemiddelde uitberekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de onderliggende oorzaak van parkinsonisme?

A

Degeneratie van dopamine-producerende neuronen in de substantia nigra.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij welk percentage neuronverlies in de substantia nigra treden symptomen op?

A

Bij ongeveer 70% neuronverlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Naar welke hersengebieden projecteren dopamine-neuronen vooral?

A

Naar de basale ganglia en de prefrontale cortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarvoor is de cortico-basaal ganglia loop belangrijk?

A

Voor de controle van vrijwillige bewegingen, cognitieve en gedragsprocessen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de rol van dopamine in deze loop?

A

D1-receptoren stimuleren de directe route (beweging), D2-receptoren remmen de indirecte route (inhibitie van beweging).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat doet de directe route in de basale ganglia?

A

Stimuleert beweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de volgorde in de directe route?

A

Cortex → Striatum → inhibeert GPI → GPI stopt met thalamus remmen → thalamus activeert motorcortex → beweging!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het effect van D1-receptoren op de directe route?

A

D1 stimuleert de directe route → meer beweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat doet de indirecte route in de basale ganglia?

A

Remt beweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de volgorde in de indirecte route?

A

Cortex → Striatum → inhibeert GPE → GPE stopt STN te remmen → STN activeert GPI → GPI remt thalamus → minder motorcortex activatie → geen beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het effect van D2-receptoren op de indirecte route?

A

D2 remt de indirecte route → normaal gesproken minder remming op beweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat gebeurt er bij minder dopamine in de striatum?

A

Minder stimulatie van de directe route (D1) → minder beweging.

Minder remming van de indirecte route (D2) → meer remming van beweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat gebeurt er met het eiwit alpha-synucleïne bij Parkinson?

A

Het misvouwt en vormt ophopingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe heten deze ophopingen van misgevouwen eiwitten?
Lewy bodies.
26
Wat is het effect van Lewy bodies?
Ze zijn toxisch voor neuronen.
27
Welke stadia doorloopt Parkinson?
Preklinisch – geen symptomen Prodromaal – wel symptomen, nog geen diagnose Klinisch – duidelijke symptomen & diagnose Progressief – meer motorische én niet-motorische symptomen
28
Bij welke ziekten komen Lewy bodies ook voor?
Parkinson, Lewy body dementie, Multiple System Atrophy (MSA)
29
Welke ziekten worden gekenmerkt door tau-eiwit aggregatie (tauopathieën)?
Corticobasale degeneratie Progressieve supranucleaire paralyse
30
De onderliggende pathology van parkinsonism kan alleen maar onderzocht worden....
als iemand dood is
31
Bij het maken van een MRI om te bepalen is er één essentieel ding.
- t is belangrijk dat er een baseline foto ook is van de hersenen. Omdat t heel erg verschilt hoe t eruit kan zien, en je zo kan zien hoe de hersenen van iemand eruit zagen voor de symptomen
32
Wat is kenmerkend bij CBD
- Persisten muscle contraction (dystonia) - alien limb phenomenon
33
Welke kenmerkend voor PSP
- eye movement - disinhibition - emotional instability
34
Welke dingen zijn kenmerkend bij MSA
Autonomic: incontinence, hypotension - balance problem - stooped posture - speech and swallowing disorders
35
Welke zijn kenmerkend bij DLB
- symmetrical motor symptoms - visual hallucinations - Cognitive impairment - neuropsychiatric symptoms prominent - overlap with parkinson dementia, in which the order of symptom development is important
36
welke kenmerken zijn er bij Atypical parkinsonism
- Poor dopaminergic medication response - rapid progression
37
Hoe kan je eventuele symptomen van parkinson verminderen
Dopamine replacement therapy
38
je kan niet gewoon dopamine aan je bloed toevoegen, waarom niet?
omdat het niet door je bloed-brein barriere zal gaan en daarom niets gaat doen
39
Levodopa, wat is het en wat doet het
De voorloper (precursor) van dopamine - Het wordt omgezet in dopamine → verhoogt dopaminegehalte in de hersenen.
40
Wat doen dopamine-agonisten?
Ze bootsen dopamine na door direct in te werken op dopamine-receptoren.
41
Waar grijpen dopamine-agonisten aan?
Op postsynaptische dopamine-receptoren (vooral D2).
42
Wat is het verschil met Levodopa?
Levodopa maakt meer dopamine aan; dopamine-agonisten doen alsof ze dopamine zélf zijn.
43
Wat doen MAO-B-remmers (zoals selegiline)?
Ze remmen het enzym monoamine oxidase B (MAO-B), dat dopamine afbreekt. Dopamine blijft langer actief in de hersenen → langere werking.
44
Wat doen acetylcholinesterase-remmers?
Ze remmen het enzym dat acetylcholine afbreekt. Ze herstellen het verstoorde evenwicht tussen dopamine en acetylcholine in de basale ganglia → kunnen tremor helpen verminderen.
45
Worden acetylcholinesterase-remmers alleen bij motorische symptomen gebruikt?
Nee, ook bij cognitieve symptomen in Lewy body dementie.
46
Welke 4 hoofdtypes medicatie worden gebruikt bij Parkinson en wat doen ze?
Levodopa – maakt meer dopamine Dopamine-agonisten – bootsen dopamine na MAO-B-remmers – voorkomen afbraak van dopamine Acetylcholinesterase-remmers – helpen tremor + cognitieve symptomen
47
side effects van de treatment
- narcolepsy - psychose - hyperkinetic movements - dyskinesia kan ook gebeuren dat het lichaam gewend raakt aan de medicatie en daardoor minder gevoelig wordt
48
een andere manier dan medicatie voor het behandelen van parkinson
- Deep Brain Stimulation electrodes worden geplaatst in het brein om de subthalamic nucleus te stimuleren - zo 'interfere' je direct in het cortico-basal ganglia circuit het kan wel zijn dat je hierdoor andere cortico-basal ganglia loops raakt, wat side effects heeft
49
cognitieve en psychiatrische symptomen bij de verschillende stoornissen
DLB > MSA > PD
50
Memory impairment verschillen
DLB > MSA & PD
51
executive and visuospatial functioning impairment verschillen
DLB & MSA > PD
52
bij parkinson komen ook vaak andere psychische klachten voor
depressie (35-70%) en angst (40-50%) apathie - ook vanwege dopamine systeem (beloningssysteem van t lichaam)
53
Hoe werkt het erven van HD (huntington disease)
autosomal dominant inheritance de ouder met de aandoening heeft 50% procent kans om het gemuteerde gen door te geven aan elk kind
54
Welke genetische mutatie veroorzaakt Huntington Disease? Wat bepaalt de ernst van Huntington Disease?
Een CAG-repeat expansie in het Huntingtin (HTT) gen. Het aantal CAG-repeats – hoe meer repeats, hoe ernstiger en vroeger het begint.
55
Welk eiwit wordt gecodeerd door het Huntington-gen? en is de functie van dit eiwit bekend?
Het huntingtin-eiwit. Niet volledig, maar het lijkt betrokken bij: - Ontwikkeling van het zenuwstelsel - Productie van BDNF (brain-derived neurotrophic factor) - Celadhesie (hechting tussen cellen)
56
Wat betekent 'toxic gain of function'?
Het mutant huntingtin-eiwit krijgt schadelijke nieuwe functies.
57
Wat gebeurt er bij teveel CAG-repeats?
- Polyglutamineketens worden te lang - Het eiwit vouwt verkeerd (misfolding) - Eiwitten gaan samenklonteren tot toxische aggregaten (inclusies)
58
Wat is het effect van deze aggregaten?
Ze verstoren normale celwerking en zijn toxisch voor neuronen.
59
Waar is HTT het sterkst tot expressie gebracht?
neuronen, meer dan in glia.
60
Wat zijn de vroege neurodegeneratieve veranderingen?
Ernstig neuronverlies in het striatum (vooral: caudate nucleus & putamen).
61
Wat gebeurt er met het hersenvolume tijdens ziekteprogressie bij huntington?
Er treedt een algemene afname in hersenvolume op.
62
Waarom is verlies van striatum-neuronen problematisch?
Omdat het striatum cruciaal is voor de cortico-basal ganglia loops, die betrokken zijn bij motoriek, gedrag en cognitie.
63
Huntington Disease in één zin?
“Bij Huntington zit er een fout (CAG-expansie) in het HTT-gen, waardoor het huntingtin-eiwit verkeerd vouwt. Die eiwitten gaan zich ophopen (= toxisch), en daardoor sterven hersencellen af – vooral in het striatum, wat beweging en gedrag regelt.”
64
Wat is het verschil tussen Huntington en Parkinson?
Huntington: degeneratie van het striatum → te veel beweging (chorea) indirecte pathway - less inhibition, increased motor Parkinson: degeneratie van de dopaminergic neurons (substantia nigra) → te weinig beweging (bradykinesie) welke pathways?
65
wat is de curability van huntington
Die is er niet
66
Wat is de onderliggende neuropathologie van MS?
- Er is demyelination: verlies van myeline rondom the neuronen - Er is inflammation: demyelination triggers the autoimmune response - er is neurdegeneration: verlies van wit en grijs matter in het brein
67
Op basis van aanvallen, wanneer zekere diagnose bij MS?
twee klinische aanvallen? zeker MS - 1 aanval? bewijs van dissemination in space and time is ook nodig voor een diagnose space: evidence of leasions in at least two locations, determined with neuroimaging time: evidence of new lesions at follow-up assessments, determined with neuroimaging or CSF markers.
68