LEH 1 Flashcards

1
Q

Democratie

A

Democratie: Bestuursvorm waarin het volk macht kan uitoefenen, door regelmatige verkiezingen en gekozen vertegenwoordiging in een parlement dat aan de bevolking verantwoording verschuldigd is (representatieve democratie). Blijkend uit artikel 10 lid 1 VEU is dit ook de bestuursvorm van de Europese Unie. De democratie kan onder druk staan door verhindering van vrije verkiezingen en vrije pers (vgl. bijv. Hongarije en Polen). Landen kunnen meer en minder democratisch zijn – dit geldt ook voor de lidstaten van de Unie en voor de democratie van de Europese Unie zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Exclusieve bevoegdheden

A

Exclusieve bevoegdheden: Artikel 3 VWEU noemt de exclusieve bevoegdheden, die niet meer toebehoren aan de lidstaten zelf maar alleen nog aan de EU. De belangrijkste ervan is de handelspolitiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gedeelde bevoegdheden

A

Artikel 4 VWEU noemt de zogenaamde gedeelde bevoegdheden, die toebehoren aan zowel de Unie als de lidstaten. Als de situatie ontstaat dat gedeelde bevoegdheden uitputtend worden uitgeoefend door de Unie, kunnen het exclusieve bevoegdheden van de Unie worden. Zie Eijsbouts et al., p. 19.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gedeelde soevereiniteit

A

De door de lidstaten aan de EU overgedragen/samengebrachte (eigen) bevoegdheden om de eigen rechtsorde, de eigen bestuursvorm en de onderlinge rechtsverhoudingen van de Unie in te stellen.

Naast de ‘overdracht’ van de bevoegdheden, blijft de eigen staatssoevereiniteit bestaan. Gedeelde soevereiniteit is dus geen verlies van soevereiniteit. De figuur van de gedeelde soevereiniteit is ontstaan in 1950 om Duitsland, vijf jaar na de Tweede Wereldoorlog, onder voorwaarde van deling soevereiniteit terug te geven. Eijsbouts et al., p. 16 en 19.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gemeenschappelijke / interne markt:

A

Gemeenschappelijke / interne markt: Een markt tussen de lidstaten waarbinnen in economisch opzicht een vrij verkeer is van goederen, diensten, personen en kapitaal. In 1986 werd, door de opheffing van de grenscontroles aan de binnengrenzen, de gemeenschappelijke markt omgevormd tot interne markt (art. 26 lid 2 VWEU).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Externe soevereiniteit

A

Externe soevereiniteit: De aanspraak op volledig lidmaatschap van de statengemeenschap (ook: de internationale gemeenschap) en op niet-inmenging door andere staten, gevolgd door de erkenning ervan door de andere staten. Eijsbouts et al., p. 15.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Interne soevereiniteit

A

De aanspraak van een machtscentrum op het uiteindelijke, effectieve gezag dat een staat heeft binnen een territorium en over een bevolking, gevolgd door het succes van die aanspraak. Eijsbouts et al., p. 15.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Interinstitutioneel akkoord

A

Een complexe werkafspraak tussen de instellingen over hun onderlinge verhouding en rolverdeling (art. 295 VWEU). Eijsbouts et al., p. 74.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rechtsgemeenschap

A

Rechtsgemeenschap: Een gemeenschap waarbinnen de verhoudingen tussen het gezag en hen die eraan zijn onderworpen in sterke mate door het recht worden beheerst, in openheid, niet door macht en beslotenheid, zoals in internationale verhoudingen en organisaties gebruikelijk is. De waarden van de EU als rechtsgemeenschap vinden we terug in artikel 2 VEU. Eijsbouts et al., p. 23.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rule of law / rechtsstaat:

A

Rule of law / rechtsstaat: Een staat met overheidsgezag dat gekenmerkt wordt door het legaliteitsbeginsel (dwingende op de wet te herleiden overheidsuitoefening), de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht ten opzichte van de andere machten en het respecteren van de grondrechten en andere fundamentele vrijheden (waaronder de toegang tot een onafhankelijke rechter). Eijsbouts et al., p. 13 en p. 24.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Trias politica

A

Stelsel van de scheiding der machten, bestaande uit de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. In de EU kan men sinds het Verdrag van Lissabon naast de rechterlijke macht (Hof van Justitie van de EU, art. 19 lid 1 VEU) ook duidelijk onderscheiden tussen een wetgevende macht (Europees Parlement tezamen met de Raad, art. 14 lid 1 VEU en art. 16 lid 1 VEU, op initiatief van de Commissie, art. 17 lid 1 en 2 VEU) en een uitvoerende macht (Europese Raad, art. 15 lid 1 VEU, samen met de Commissie, art. 17 lid 1 VEU, en de Raad, art. 16 lid 1 VEU; ook de Europese Centrale Bank heeft hierin een rol). Eijsbouts et al., p 8 – 13.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verschil Intergouvernementele samenwerking en supranationale samenwerking

A

Bij intergouvernementele samenwerking beogen staten samen te werken doch slechts op een wijze dat ze niet tegen hun wil kunnen worden gebonden aan de besluiten die in het kader van de samenwerking worden genomen. Bij supranationale samenwerking is dat laatste wel mogelijk. In dergelijke situaties wordt de eigen soevereiniteit gedeeld, respectievelijk (voorwaardelijk) overgedragen aan een gezamenlijk ingestelde organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Idee achter de EGKS

A

Na de Tweede Wereldoorlog heerste de angst dat Duitsland wederom te machtig zou worden en er opnieuw oorlog zou ontstaan. Duitsland had een sterke industriële motor waar de overige Europese landen slecht aan konden tippen en men wilde een situatie van langdurige vrede creëren. Wat verder meespeelde was dat Europa vanuit de Verenigde Staten via het Marshallplan circa vier miljard dollar kreeg voor haar wederopbouw onder de voorwaarde van Europese integratie.

Aangezien mede ten behoeve van de oorlog vooral de beschikking over energie en staal de belangrijkste middelen waren geweest en met name Frankrijk op dit vlak ook graag een vinger in de pap kreeg, kwamen deze middelen als eerste in aanmerking om onder een situatie van gedeelde soevereiniteit te worden gebracht.

Op 9 mei 1950 verkondigde Robert Schuman, Frans minister van Buitenlandse Zaken, op initiatief van zijn topambtenaar, de econoom Jean Monnet, het plan om over te gaan tot de oprichting van een Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) met een bovenstatelijk en derhalve supranationaal karakter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is de EEG opgericht?

A

De redenen van oprichting liggen in lijn met de oprichting van het EGKS-Verdrag:

  1. angst voor de kracht van Duitsland,
  2. de wens om een langdurige vrede te creëren en
  3. de voorwaarden die op basis van het Marshallplan waren gesteld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

EGKS (1951)
EEG (1957, Verdrag van Rome, thans VWEU)
EURATOM (1957)

A

Eerste supranationale Europese samenwerking op het gebied van kolen en staal
Supranationale samenwerking op (sociaal) economisch vlak
Supranationale samenwerking op het gebied van atoomenergie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

1967 Fusieverdrag

A

Fusering van de Raad, Commissie, Hof van Justitie en Europees Parlement voor de drie verdragen (EGKS, EEG, EURATOM)

17
Q

Europese Akte (1986

A

Herziening die bedoeld was ter afronding van de interne markt in 1992

18
Q

1992 Verdrag betreffende de Europese Unie (Verdrag van Maastricht, thans VEU)

A

Invoering Europese Unie als overkoepelde structuur die de drie oorspronkelijke Europese Gemeenschappen omvat (in totaal nu dus vier organisaties); tevens wijziging EEG in EG; schiep het project van de muntunie (euro)

NB (niet voor tentamen) Verdrag van Maastricht (EU-Verdrag) in 1993 is antwoord op val Berlijnse muur. Dat was nodig om Frankrijk akkoord te laten gaan met de uitbreiding van West-Duitsland met Oost-Duitsland (in ruil voor de Euro).

19
Q

1997 Verdrag van Amsterdam

A

Versterking positie Europees Parlement

20
Q

2001 Verdrag van Nice

A

Institutionele wijzigingen gericht op het functioneren van een sterk uitgebreide Europese Unie

21
Q

2007 (in werking 2009) Verdrag van Lissabon

A

Hervormingsverdrag: Verdrag betreffende de Europese Unie en Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; veel van de -niet in werking getreden- Grondwet wordt in dit verdrag opgenomen (Handvest); afschaffing pijlerstructuur; alleen Euratom blijft apart (in totaal nu dus twee organisaties)

22
Q

Wat is de verhouding tussen het institutionele kader, de instellingen, de organen en de instanties van de EU?

A

Voor haar optreden beschikt de Unie over één enkel institutioneel kader (art. 13 lid 1 VEU). Bij het institutionele kader van de EU moet onderscheid worden gemaakt tussen de ‘instellingen’ en andere organen van de Unie. Men spreekt slechts van instellingen met betrekking tot de in artikel 13 VEU genoemde zeven instellingen. Iedere instelling is een eigen taak toebedeeld ter verwezenlijking van aan de Unie opgedragen doelstellingen. In artikel 13 lid 2 VEU staat ‘dat iedere instelling handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar in de Verdragen zijn toegedeeld’. Daarnaast bestaan in Unieverband nog diverse andere organen en instanties. Hieronder vallen overige lichamen, zoals de Europese Investeringsbank en adviesorganen en agentschappen van de EU (zie het overzicht). Aan de basis van de institutionele structuur van de Unie staat een institutioneel evenwicht. Het institutionele evenwicht houdt in dat iedere instelling beschikt over een zekere autonomie om haar bevoegdheden uit te oefenen, haar bevoegdheden niet zonder meer mag overdragen aan andere instellingen of organen en respect moet hebben voor de bevoegdheden van andere instellingen.

23
Q

Welke belangen vertegenwoordigen instellingen van de Unie en wat zijn hun belangrijkste taken?

A

Instelling Belang van Belangrijkste taken

Europese Raad Lidstaten Vaststellen verdragen en beleidslijnen

Commissie Unie Opstellen begroting
Voorstellen voor wetgeving ontwerpen
Controleren naleving verdrag
Uitvoeren verdragsartikelen

Raad Lidstaten Instemmen met wetgeving, eventueel amenderen
Beleid bepalen

Europees Parlement EU-burgers Controleren begroting
Instemmen met wetgeving, eventueel amenderen
Voorzitter Commissie kiezen en
Kandidaat-commissarissen goedkeuren

Hof van Justitie EU-rechtsorde Toezicht op de wettigheid van de handelingen van de instellingen
Toezicht op het institutionele evenwicht
Rechtsbescherming bieden

ECB Economische en monetaire unie (EMU) Beheer Euro
Stabilisering prijssysteem
Creëren randvoorwaarden voor economische groei en werkgelegenheid

Rekenkamer Belastingbetalers Controle op en verbetering van het beheer van de EU-begroting en de financiële huis

24
Q

In welke zin kan worden verdedigd dat de structuur van de ‘trias politica’ een rol speelt bij het institutioneel kader van de EU? Geef naast argumenten vóór ook argumenten tegen deze stelling en vergelijk het met de Nederlandse situatie.

A

Er kan bij het VEU en het VWEU, na afwijzing van de Grondwet voor Europa in 2005, geen sprake zijn van een constitutie, maar het EG-Verdrag is wel door het HvJ aangeduid als een ‘constitutioneel handvest waarop de Gemeenschap [thans Unie] is gegrond’ (294/83, Les Verts, r.o. 23).

de Unie is eigenlijk te apart (te ingewikkeld) om simpelweg in te delen naar een trias.

Tegenargumenten: De Unie kan wel worden gezien als een gemeenschappelijke overheid van lidstaten en burgers van de Unie, maar de Unie is geen staat en bovendien fundamenteel anders georganiseerd dan een staat.
Bij wetgevende macht en uitvoerende macht is minder sprake van scheiding der machten, eerder spreiding der machten, ‘checks and balances’ en institutioneel evenwicht: de Commissie, de Raad en het Europees Parlement hebben elkaar nodig om tot regelgeving en de begroting te komen.

Machtenspreiding
Land/EU Wetgevend Uitvoerend Rechtsprekend
Nederland Regering + Staten Generaal Regering Hoge Raad, Raad van Staten
EU Europees Parlement + Raad van Ministers
(op initiatief Commissie) Europese Raad + Commissie + Regeringen van de lidstaten Hof van Justitie EU

25
Q

Democratisch tekort

A

Democratie is een van de waarden waarop de Unie is gegrondvest (art. 2 VEU). In de praktijk wordt democratie gerealiseerd door een representatieve vergadering te kiezen die deelneemt aan de besluitvorming dan wel de besluitvorming controleert. De werking van de Unie is gegrond op de representatieve democratie (art. 10 lid 1 VEU). De burgers worden vertegenwoordigd in het Europees Parlement, de lidstaten worden in de Europese Raad vertegenwoordigd door hun staatshoofd of regeringsleider en in de Raad door hun regering, die zelf democratische verantwoording verschuldigd zijn aan hun nationaal parlement of aan hun burgers (art. 10 lid 2 VEU). Uit artikel 11 VEU blijkt dat ook de participerende democratie een (kleinere) rol speelt in de Unie. Het rechtstreeks gekozen Europees Parlement kan niet volledig garant staan voor de democratie, want het Europees Parlement is niet altijd (in dezelfde mate) betrokken bij het uitvaardigen van de wetgeving van de Unie. De leden van het Europees Parlement hebben ook geen recht van initiatief. Door de gewone wetgevingsprocedure (met een beslissende rol voor het Europees Parlement) meer van toepassing te verklaren is het democratisch tekort wel verkleind. In de gevallen waar het Europees Parlement slechts adviesrecht heeft, gaat de wetgeving niet uit van een representatieve vergadering, maar van nationale regeringsleden in de Raad. Deze leden zijn wel onderworpen aan de nationale parlementen, maar de controle van de nationale parlementen op het optreden van de eigen ministers is vaak onvoldoende. Het is dus mogelijk dat bij een beslissing van de Raad bij meerderheid de visie van een nationaal parlement niet is terug te vinden in de wetgevende handeling van de Unie. In veel federale structuren (de Unie is geen federatie maar maakt wel gebruik van elementen van een federale structuur) wordt daarom rechterlijk toezicht gezien als noodzakelijk om, bij gebrekkige parlementaire controle, de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten te bewaken. De nationale parlementen worden meer bij het besluitvormingsproces betrokken (art. 12 VEU). De EU heeft extra verplichtingen gekregen om nationale parlementen meer tijdig en rechtstreeks te informeren. De nationale parlementen kunnen Europese wetgeving toetsen aan het subsidiariteitsbeginsel door middel van een gele of oranje kaart (zie eerste en tweede protocol bij de verdragen). Maar het is allemaal onvoldoende om het structurele democratische tekort (volledig) op te heffen.

26
Q

Hoe ligt de verhouding tussen Unie en lidstaten op het vlak van soevereiniteit en bevoegdheden?

A

Feitelijk gezien hebben de lidstaten het voor het zeggen en is de Unie een door hen gecreëerd middel (…). De lidstaten zijn de soevereine staten die alle bevoegdheden hebben en die ten behoeve van zichzelf en hun burgers deze bevoegdheden deels, en inmiddels voor een behoorlijk groot deel, hebben samengebracht in de Unie. Door deze bewuste verschuiving lijkt de Unie steeds meer macht te krijgen, maar zoals we aan de BREXIT hebben kunnen zien, is die macht beperkt tot de wil van de lidstaten om al dan niet gebonden te blijven. De Unie kan slechts handelen voor zover de lidstaten het toestaan en heeft dus ook slechts die bevoegdheden die haar eigenlijk slechts tijdelijk zijn toegekend. Wat dat betreft lijkt het systeem op een vorm van delegatie van bevoegdheden.