Les 1: herhaling statistiek 1 Flashcards
(13 cards)
Inductieve en Beschrijvende statistiek.
Beschrijvende statistiek: begint altijd vanuit een steekproef om iets te zeggen over de populatie.
De conclusies blijven altijd beperkt tot de steekproef.
Inductieve statistiek: zorgt ervoor dat je wel iets kunt zeggen over de populatie, vanuit de steekproef.
Waarom is statistiek nodig voor empirisch onderzoek?
Om ervoor te kunnen zorgen dat we algemene geldende uitspraken kunnen doen over zaken in de realiteit.
Dus uit een beperkt aantal observaties uitspraken maken over de hele populatie.
We willen wél uitspraken doen over de gehele populatie, dus de steekproef moet een goede afspiegeling zijn van de populatie. Daarom bij inductieve statistiek –> aselecte steekproef.
Wat zijn variabelen?
Meetniveaus?
Categorieën die verschillende waarde kan hebben.
Nominaal: haarkleur
Ordinaal: rang in het leger
Interval: IQ
Ratio: Lengte
Variabelen kunnen ook afhankelijk of onafhankelijk zijn.
Wat is het operationaliseren van variabelen?
Het meetbaar maken van variabelen.
Denk aan meetbaar maken van intelligentie met IQ.
Welke twee voorwaarden zijn er voor het meten van een variabele?
Betrouwbaarheid: Hoe vaak krijgen we hetzelfde resultaat als alle condities hetzelfde zijn?
Validiteit: Meet de test wat we willen meten?
OV en AV
AV: dat wat we willen bestuderen.
OV: dat wat mogelijk invloed heeft op de AV.
BV: Hangt kennis van bodybuilding(OV) samen met de hoeveelheid spiermassa(AV) van een persoon?
Wat is experimenteel onderzoek?
Eén of meerdere onafhankelijke variabelen manipuleren en kijken welk effect dit heeft op de afhankelijke variabele.
Soorten aselecte steekproeven?
- Volledig aselecte steekproef
Volledig willekeurige trekking over de hele populatie, waarbij iedereen een even grote kans heeft. - Systematische aselecte steekproef
Eerste persoon is willekeurig gekozen en de keuzes daarna zijn elke keer x aantal hoger. - Gestratificeerde steekproef
Populatie onderverdelen in subgroepen, bv. man en vrouw en daar een aselecte steekproef uit trekken.
Dit kan proportioneel (parallele verhoudingen) en disproportioneel (niet-parallele verhoudingen) - Clustersteekproef
Populatie wordt verdeeld in heterogene subgroepen. Vervolgens worden hele subgroepen gekozen voor de steekproef. - Getrapte steekproef
Combinatie van bovenstaande steekproeven.
Data kan verwerkt worden in een frequentieverdeling. Welke frequenties zijn er?
Absolute en relatieve frequenties
Belangrijke centrummaten zijn?
Modus = de waarde het het vaakst voor komt.
Mediaan = de middelste waarde bij een gerangschikte waarneming.
Gemiddelde = som van alle waarden gedeeld door aantal waarnemingen.
Bij een symmetrische verdeling zijn deze 3 gelijk.
Wat zijn spreidingsmaten?
Deze maten tonen hoe ver scores uit elkaar liggen.
Spreidingsmaten zijn variantie (S^2), standaarddeviatie (S) en standaardscores (Z-scores).
Een normale verdeling en Z-scores.
Normale verdelingen verschillen enkel in gemiddelde en standaarddeviatie. De curve is altijd klokvormig en symmetrisch.
Met Z-scores kan je berekenen hoeveel procent van de populatie onder een bepaalde standaardafwijking zit.
Wat is het belang van een goede, representatieve steekproeftrekking?
Om validiteit en betrouwbaarheid te verhogen om zo wetenschappelijk verantwoorde uitspraken te kunnen gaan doen.