les 14 Flashcards

(16 cards)

1
Q

het officieel bekendmaken, mededelen of registreren van informatie of een feit, vaak aan een bevoegde instantie.

A

Aangeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het vinden of tegenkomen van iets of iemand, vaak onverwachts of na een zoektocht.

A

Aantreffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het vervullen van een bepaalde functie of rol, het optreden als iets, of het dienstdoen als.

A

Fungeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dat er sprake is van een overeenkomst, een gedeelde eigenschap of een gezamenlijk kenmerk tussen twee of meer personen of zaken.

A

Gemeen hebben (met)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dat iets gelijktijdig optreedt met, vergezeld wordt door, of onlosmakelijk verbonden is met iets anders.

A

Gepaard gaan (met)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

iemand systematisch vertrouwd maken met de werkzaamheden, procedures en de cultuur van een organisatie, zodat diegene zelfstandig kan functioneren.

A

Inwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

advies inwinnen bij, informatie opzoeken in, of overleggen met iemand of iets om tot een besluit of inzicht te komen.

A

Raadplegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het bijhouden van een telling door streepjes te zetten, waarbij vaak elke vijfde telling door een dwarsstreep wordt aangegeven.

A

Turven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het door middel van woorden, gebaren, of andere expressievormen kenbaar maken van gedachten, gevoelens of meningen.

A

Uiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

begrijpen of bevatten, fysiek pakken of vastgrijpen, of zich verspreiden over iets, zoals een ziekte.

A

Vatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

iets dat noodzakelijk of verplicht is om aan bepaalde voorwaarden te voldoen, een doel te bereiken, of om in aanmerking te komen voor iets.

A

De vereiste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

iets met iets anders samenvlechten of door elkaar roeren, waardoor er een mengsel of combinatie ontstaat.

A

Vermengen (met)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de aanwezigheid van verschillende soorten, vormen of varianten binnen een groep of geheel, wat leidt tot afwisseling en diversiteit.

A

De verscheidenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het wijzen op, aanduiden, of doorsturen naar iets of iemand anders ter informatie, ondersteuning of bevestiging.

A

Verwijzen (naar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

iets, vaak eten of informatie, aanbieden of presenteren aan iemand.

A

Voorschotelen