les 28 Flashcards

(15 cards)

1
Q

een verband leggen of een koppeling maken tussen twee of meer zaken, personen of ideeën, vaak gebaseerd op ervaring, gelijkenis of een psychologische connectie.

A

Associëren (met)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gemiddeld, gewoon of kenmerkend voor de meerderheid, of de doorsnede van een voorwerp.

A

Doorsnee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vaak, regelmatig of herhaaldelijk voorkomend.

A

Frequent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een schatting maken van de waarde, omvang, aard of waarschijnlijkheid van iets, vaak zonder precieze gegevens.

A

Inschatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

iets opnemen in een groter geheel, zodat het een onlosmakelijk deel daarvan wordt, of het samengaan van verschillende delen tot een eenheid.

A

Integreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

iets tot een zo klein mogelijke omvang, hoeveelheid of belang terugbrengen, of het kleiner en minder belangrijk voorstellen dan het in werkelijkheid is.

A

Minimaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

is een korte zin, spreuk of slagzin die een leidraad, beginsel of doelstelling uitdrukt van een persoon, organisatie of beweging.

A

Het motto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

iets produceren, voortbrengen, tot resultaat hebben of afleveren na voltooiing.

A

Opleveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kiezen voor een van de beschikbare mogelijkheden of alternatieven.

A

Opteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

is een overeenkomst of gelijkenis tussen twee of meer zaken, of een lijn die evenwijdig loopt aan een andere lijn.

A

De parallel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

overeenkomen, in overeenstemming zijn, of niet strijdig zijn met iets anders.

A

Stroken (met)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

alleen, enkel en alleen, of met uitsluiting van al het andere.

A

Uitsluitend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

iets laten zien, tonen of openbaar maken, vaak in het kader van een demonstratie, voorstelling of tentoonstelling.

A

Vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ergens zijn oorsprong in vinden, het resultaat zijn van, of het gevolg zijn van iets anders.

A

Voortkomen (uit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

is een onverwachte of significante verandering in een situatie, gebeurtenis of verhaal, die een nieuwe richting aangeeft.

A

De wending

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly