les 28 Flashcards
(15 cards)
een verband leggen of een koppeling maken tussen twee of meer zaken, personen of ideeën, vaak gebaseerd op ervaring, gelijkenis of een psychologische connectie.
Associëren (met)
gemiddeld, gewoon of kenmerkend voor de meerderheid, of de doorsnede van een voorwerp.
Doorsnee
vaak, regelmatig of herhaaldelijk voorkomend.
Frequent
een schatting maken van de waarde, omvang, aard of waarschijnlijkheid van iets, vaak zonder precieze gegevens.
Inschatten
iets opnemen in een groter geheel, zodat het een onlosmakelijk deel daarvan wordt, of het samengaan van verschillende delen tot een eenheid.
Integreren
iets tot een zo klein mogelijke omvang, hoeveelheid of belang terugbrengen, of het kleiner en minder belangrijk voorstellen dan het in werkelijkheid is.
Minimaliseren
is een korte zin, spreuk of slagzin die een leidraad, beginsel of doelstelling uitdrukt van een persoon, organisatie of beweging.
Het motto
iets produceren, voortbrengen, tot resultaat hebben of afleveren na voltooiing.
Opleveren
kiezen voor een van de beschikbare mogelijkheden of alternatieven.
Opteren
is een overeenkomst of gelijkenis tussen twee of meer zaken, of een lijn die evenwijdig loopt aan een andere lijn.
De parallel
overeenkomen, in overeenstemming zijn, of niet strijdig zijn met iets anders.
Stroken (met)
alleen, enkel en alleen, of met uitsluiting van al het andere.
Uitsluitend
iets laten zien, tonen of openbaar maken, vaak in het kader van een demonstratie, voorstelling of tentoonstelling.
Vertonen
ergens zijn oorsprong in vinden, het resultaat zijn van, of het gevolg zijn van iets anders.
Voortkomen (uit)
is een onverwachte of significante verandering in een situatie, gebeurtenis of verhaal, die een nieuwe richting aangeeft.
De wending