Les 2 Computernetwerken, internet en cloud Flashcards

(15 cards)

1
Q

Definitie computernetwerk

A

Een computernetwerk is een systeem voor communicatie tussen twee of meer computers om informatie (data en bestanden) uit te wisselen of toegang te krijgen tot andere apparaten elders op het netwerk. Fysiek verloopt die communicatie via netwerkkabels (koperdraden en/of glasvezels) of via een draadloos netwerk (elektromagnetische golven door de lucht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Toepassingen mogelijk door netwerken van computers en het internet

A

Communicatie: informatie, gegevens of bestanden doorsturen of online communiceren

Vanop afstand taken uitvoeren op andere computers

computers laten samenwerken

IT-middelen en -diensten op afstand beschikbaar stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tijdperk 1: het pre-internettijdperk

A

Een netwerk was zeer lokaal, één computer werd gedeeld door alle gebruikers binnen de organisatie en was verbonden met honderden tot duizenden ‘domme’ terminals, één per gebruiker, die elk maar een scherm en een toetsenbord hadden, zonder eigen rekenkracht; alle bewerkingen gebeurden centraal op de mainframecomputer.

reactie op spoetnik (1957) = ARPANET (1958) oorspronkelijk satelliet later netwerk- en communicatietechnologie, waaruit het internet zou ontstaan.

militair academisch andere org/bedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tijdperk 2: het internettijdperk

A

Ontwikkeling TCP/IP later standaardprotocol voor stabiele en betrouwbare gegevensoverdracht over netwerkverbindingen.

tal van computernetwerken ontstonden en werden aan het ARPANET gekoppeld met behulp van TCP/IP

Domain Name System van domeinnamen in gebruik genomen voor de benaming van computers op het internet.

Mensen krijgen persoonlijke computers met eigen rekenkracht

Binnen bedrijven LAN local area network

ontstaan van eerste zoekmachines en grafische internetbrowsers

Toename aantal op het internet aangesloten computers, online beschikbare data en online softwaretoepassingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tijdperk 3: het cloudtijdperk

A

Cloud = groot netwerk van vele apparaten en verbindingen die wereldwijd met elkaar verbonden zijn.

Personal area network = computerapparaten op korte afstand rond een persoon bedraad of draadloos met elkaar verbinden

Internet der dingen = geheel aan apparaten die via het internet met personen of andere apparaten en systemen kunnen communiceren er gegevens kunnen mee uitwisselen en op grond daarvan (semi-)autonome beslissingen kunnen nemen.

Body area network = om allerlei draagbare apparaatjes rond het menselijk lichaam te verbinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het. wereldwijde web

A

Het wereldwijde web is de informatieruimte of het geheel van alle webpagina’s en andere webmiddelen die een persoon met een webbrowser op het internet kan raadplegen en gebruiken. Via een uniforme addresseringsmethode met URLs die via hypertext-links kunnen worden verbonden, krijgt men via het internet toegang tot documenten en andere media en applicaties, en kan men data en andere inhoud met andere delen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fases van het World Wide Web

A

Web 1.0 (‘95-’05): read-only web :

enkele personen die content voor het web creëerden, bv. statische webpagina’s

meeste gebruikers waren gewoon verbruikers van content

Web 2.0 (’05-’20): read-write web :

dynamische content en hoge graad van interactie

gebruikers konden zowel informatie downloaden als uploaden

gebruikers bepaalden mee de inhoud die op het internet verscheen en creëerden zelf regelmatig extra content, bv. op hun Facebook-pagina, blogs…

Web 3.0 (‘20-’30?): read-write-execute web :

gedecentraliseerd web, met meer controle voor de gebruikers over hun online data en identiteit

applicaties gebruiken technologieën zoals blockchain, cryptomunten, NFT’s, enz. zonder centrale controle- instanties

applicaties kunnen van dezelfde internetgegevens gebruik maken en bronnen combineren voor hun toepassing

ook machine tot machine interactie mogelijk

slimmere toepassingen: beter zoeken mogelijk via semantische metadata i.p.v. enkel labels

gerelateerd aan semantisch web: ziet het web als netwerk van gelinkte data die contextueel en conceptueel begrepen kunnen worden

open standaarden heel belangrijk –> W3C consortium

Web 4.0 (‘30-?): read-write-execute-concurrency web :

in conceptfase

hogere interactie tussen mensen en computers en dus een versmelting van reële en digitale (virtuele) objecten en werelden

EU-initiatief rond web 4.0 en virtuele werelden stimuleert de technologische transitie in die richting, met respect voor de Europese waarden en principes
zal massaal technieken gebruiken van artificiële intelligentie, het internet der dingen, blockchain, virtuele realiteit, enz. om het fysische aan het digitale te koppelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bestuursmodel van het internet

A

Internet = gedistribueerd systeem
geen centrale authoriteit – zeker geen landen wel enkele centrale afspraken

ICANN = Internet Corporation for Assigned Names and Numbers
zorgt voornamelijk voor naamgeving (DNS)

IETF = Internet Engineering Task Force
standaardisatie van communicatieprotocollen

World Wide Web Consortium (W3C):
internationale gemeenschap die open standaarden ontwikkelt om de groei van het web op lange termijn te verzekeren

Internet Governance Forum
“…discussions on public policy issues relating to the Internet”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cookies

A

cookie = stukje software dat een bezochte website op je computer plaatst onthoudt instellingen (paswoord, taal, bezochte pagina’s, …)

1st-party cookie: cookie van de website zelf

3rd-party cookie: cookie van een andere website dan de bezochte website (bvb. Google Analytics, Facebook)

kunnen tijdelijk of permanent zijn

types :
noodzakelijke cookies
functionele cookies
performantiecookies
advertentiecookies: verzamelen profielgegevens en kunnen ook geplaatst of gelezen worden door 3de partijen waarmee website- eigenaar overeenkomst heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cookies: EU regelgeving

A

expliciete voorafgaandelijke toestemming vereist van de eindgebruiker vooraleer een website cookies of andere online tracking technieken die persoonlijke gegevens verwerken mag activeren op diens toestel
extraterritoriaal karakter – van toepassing op alle websites die gegevens van individuen van binnen de EU verwerken

bezoeker duidelijk en volledig informeren over welke cookies/trackers gebruikt worden en hoe dit kan tegengegaan worden

voor niet-functionele cookies moet de website de gebruiker actief en specifiek om toestemming vragen, op gebruiksvriendelijke manier

aan de bezoeker mogen geen diensten of voordelen ontzegd worden omdat hij/zij niet-functionele cookies geweigerd heeft

websites gebruiken tegenwoordig cookieaankondigingen (Engels: cookie banners) om toestemming te vragen

de naleving van de Europese Richtlijn is toegekend aan de nationale autoriteiten –> Gegevensbeschermingsautoriteit beboet eventueel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cloud definitie

A

de “cloud” is een groot netwerk van vele servers en apparaten die wereldwijd verbonden zijn

aangesloten apparaten, # toepassingen en hoeveelheid beschikbare data zijn heel groot

virtueel: gebruikers weten
niet langer op welke hardware of computers de taken precies uitgevoerd worden of waar die fysisch staan (en ze hoeven ook geen eigenaar te zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Eigenschappen van cloudcomputing

A

diensten op verzoek (‘on demand’): middelen worden geleverd op het moment dat de gebruiker deze vraagt;

wereldwijde netwerktoegang (‘ubiquitous network access’): middelen zijn overal in het netwerk toegankelijk;

bronnen gedeeld onafhankelijk van locatie (‘multitenant model’): meerdere gebruikers delen de middelen onafhankelijk van waar ze zich ook in het netwerk bevinden;

snelle schaalbaarheid (‘scalability’): snelle toename of verlaging van middelen (of hun capaciteit) afhankelijk van de vraag van de gebruikers;

betalen per gebruik (‘pay-per-use’): gebruikers betalen alleen voor de middelen die ze werkelijk hebben gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vormen van cloudcomputing

A

software-as-a-service (SaaS): cloudleverancier biedt toegang tot een software pakket of applicatiedienst, vaak via een website
typische voorbeelden zijn Gmail, Google Docs, salesforce.com;

platform-as-a-service (PaaS): cloudleverancier geeft toegang tot een ontwikkelomgeving, waarin cloudklanten hun eigen applicatiediensten kunnen ontwikkelen en aan eindgebruikers aanbieden
typische voorbeelden zijn Google Apps en Force.com;

infrastructure-as-a-service (IaaS): cloudleverancier geeft toegang tot virtuele systemen, waarop cloudklanten hun eigen systemen (applicatiediensten) kunnen installeren en aan eindgebruikers aanbieden
bv. rekenkracht of opslagruimte kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Types van cloud

A

Afhankelijk van wie toegang krijgt tot de gegevens, softwareapplicaties of hardwareapparaten in de cloud, onderscheidt men verschillende types:

publieke cloud:
publiek of extern. De software en data staan dan volledig op de servers van de externe dienstverlener en er wordt een generieke (voor alle afnemers gelijke) functionaliteit geleverd.

private cloud:
men werkt intern op een (virtueel) private ICT-infrastructuur
gebruiker volledige controle over data, beveiliging en kwaliteit v/d dienst
de fysieke locatie van de infrastructuurcomponenten kan zowel de cloudleverancier als de klant zelf zijn

gemeenschappelijke cloud:
bij een gemeenschappelijke cloud werken afnemers uit meerdere organisaties op dezelfde infrastructuur, bv. groep overheden (gemeentes…)

hybride cloud:
als meerdere interne en/of externe clouds samen worden gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly