Les 3 (samenvatting) Flashcards

(58 cards)

1
Q

VFM

A

Vijf factor model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

5 trekken bij het vijffactor model

A

Neuroticisme
Extraversie
Openheid voor ervaringen
Altruisme
Conscientieusheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neuroticisme

A

Individuele verschillen in (sociale) angst, ergernis, kwetsbaarheid en negatieve emotionaliteit.

Ook wel emotionele instabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Extraversie

A

Refereert naar sociaal, assertief, dominant, energiek en optimistisch zijn, vs. een voorkeur hebben voor solitaire activiteiten, anderen volgen en introvert zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Openheid voor ervaringen

A

Creatief zijn, problemen/ situaties met open geest benaderen t.o.v. minder fantasierijk en meer nuchter zijn, voorkeur hebben voor gekende paden en oplossingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Altruisme

A

Kwaliteit van sociale interactie: warm, vriendelijk, empathisch vs. koud, egocentrisch en antagonistisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Conscientieusheid

A

Precies, ordelijk, planmatig, ambitieus, maar ook beschikken over zelfdiscipline en zichzelf als competent beschouwen.

Werk gerelateerde trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Interpersoonlijk circumplex kijkt naar…

A

Extraversie (= kwantiteit van sociale relaties)

Altruïsme (= kwaliteit van sociale relaties).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leerstijlen zijn gebaseerd op…

A

Openheid voor ervaringen en consciëntieusheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vragenlijsten om de Big 5 te meten

A

NEO-Personality Inventory Revised (NEO-PI-R)

NEO-Five Factor Inventory (NEO-FFI)

Big Five Inventory 2 (BFI-2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lexicale modellen persoonlijkheidstrekken

A

Aan de hand van ons vocabulair werd er gekeken voor welke persoonlijkheidstrekken er woorden bestonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voorbeelden van lexicale modellen

A

Cattel’s 16 personality factors (16PF)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gedragsgebaseerde modellen persoonlijkheidsstoornissen

A

Op basis van zelfbeoordeling en observaties, waardoor het wetenschappelijker werd met minder dimensies dan die van Cattel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voorbeelden Gedragsgebaseerde modellen

A
  • Eysenck’s Big 3 PEN model
  • Tellegen’s Multidimensionele Persoonlijkheidsvragenlijst (MPQ)
  • Cloninger’s Tridimensional Model of Personality (TPQ)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Eysenck’s Big 3 PEN-model

A

Kijkt naar extraversie, neuroticisme en psychoticisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tellegen’s Multidimensionele Persoonlijkheidsvragenlijst (MPQ)

A

Bevat:
- Positieve emotionaliteit
- Negatieve emotionaliteit
- Constraint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Positieve emotionaliteit volgens MPQ

A

Extraversie en conscientieusheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

MPQ

A

Tellegen’s Multidimensionele Persoonlijkheidsvragenlijst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Negatieve emotionaliteit volgens MPQ

A

Neuroticisme en lage altruisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Constraint volgens MPQ

A

Conscientieusheid en lage openheid voor ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Cloninger

A

Cloningers Tridimensional model of personality

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

TPQ

A

Cloningers Tridimensional model of personality

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Cloningers Tridimensional model of personality

A

Basisdimensies
- Novelty seeking
- Harm avoidance
- Reward dependance
- Persistance

Omgevingsdimensies
- Self-directedness
- Cooperation
- Selftransendance

Lage validiteit en betrouwbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Harm avoidance bij PEN en FFM

A

PEN: hoge N lage E
FFM: hoge N lage EOC

25
Novelty seeking bij PEN en FFM
PEN: hoge EP FFM: hoge EO lage C
26
Reward dependance bij PEN en FFM
PEN: hoge E lage P FFM: Hoge EO
27
Persistence bij FFM
Hoge C
28
Self directedness bij FFM
lage N hoge CE
29
Cooperation bij FFM
Hoge AEO
30
Hoe zijn de five factor dimensies met elkaar gecorreleerd
2 hogere orde factoren, Alpha en Beta
31
Alpha
Acting out of dominantie. Hierbij horen extraversie en openheid voor ervaringen
32
Beta
Anxious-inhibited of affiliation Bevat altruisme, conscientieusheid en neuroticisme
33
Wat zijn de resultaten van een multitrait multi method onderzoek om de trekken te ontrafelen van methode effecten
- Zelfbeoordeling bij de FFM zijn matig gecorreleerd, informant beoordelingen niet - De FFM is orthogonaal afhankelijk van de kwaliteit en ook van de bron en data. Hierdoor is niet gekozen voor minder dan 5 dimensies - Hogere orde factoren zijn methodologische artifacten
34
Welke trekken zijn gecorreleerd met geweld
Hoge neuroticisme, lage conscientieusheid en altruisme
35
De P van Eysencks PEN model
Psychoticisme Mensen vertonen agressie, kilheid, egocentrisme, impulsiviteit en gebrek aan empathie. Biologisch gezien hebben ze een laag cortisolgehalte waardoor ze eerder middelenmisbruik gaan vertonen ter simulatie van underaroused pathways
36
De E in Eysencks PEN model
Extraversie Sociabiliteit, levendigheid, activiteit, assertiviteit en dominantie. Laag cortisolgehalte maskeren door op zoek te gaan naar sensatie om hun arousal te verhogen
37
De N in Eysencks PEN model
Neuroticisme Gespannen, instabiel, schuldig, emotioneel en negatief. Laag cortisolgehalte maskeren door middelenmisbruikt
38
Welke PEN combinatie leid tot antisociaal gedrag
Hoge P en lage N
39
resilients
Scoren hoog op E, A, C, O en laag op N. Hebben vaak een hoger IQ. Zijn niet vatbaar voor de risicofactoren
40
Problemen met Eysencks theorie
Hij is veranderd in de loop van de tijd. Het psychoticisme construct bleek gebrekkig. Er was veel verwarring tussen geestesziekten en gezonde mensen met gedragsproblemen bij dit construct
41
Little five voor kinderen
- Emotionele stabiliteit - Extraversie - Vindingrijkheid - Conscientieusheid - Welwillendheid
42
Vindingrijkheid
Creativiteit intellect en het hebben van een brede woordenschat/ het snel aanleren van nieuwe woorden
43
Welwillendheid
Makkelijk opvoedbaar
44
Wanneer spreken we van een moeilijk/ externaliserend temperament
Bij lage welwillendheid en lage conscientieusheid
45
DAPP-BQ
Dimensional assesment of personality pathology Bestaat uit: - Emotionele dysregulatie - Dissociaal gedrag - Inhibitie - Compulsiviteit
46
Emotionele dysregulatie volgens FFM en PEN
FFM: hoge N, lage OA PEN: Hoge N
47
Dissociaal gedrag volgens FFM en PEN
FFM: lage A PEN: hoge P
48
Inhibitie volgens FFM en PEN
FFM: lage E PEN: lage E
49
Compulsiviteit volgens FFM
Hoge C
50
Dark triad of personality
Machiavellisme Psychopathie Narcisme
51
Machiavellisme volgens FFM
Lage A en N Het doel heiligt de middelen
52
Psychopathie volgens FFM
Lage A (bij secundaire psychopathie ook hoge N en lage C)
53
Narcisme volgens FFM
lage A
54
Welke combinatie trekken is van belang voor zelf gerapporteerd geweld, vandalisme en diefstal
Hoge N en lage AC
55
Welke stoornissen verhogen de kans op arrestatie
Antisociale PS Paranoide PS Borderline PS Narcistische PS
56
FFM bij sexuele delinquenten
Hele hoge N bij Extra-familiare delinquenten hoge N bij intra familiare delinquenten
57
Verschil FFM gewelddadige e niet gewelddadige daders
Lagere E en O bij geweldadigere daders
58
3 groepen die een wapen bezitten
Beroepscriminelen Jonge mannen (voor bescherming of pronken) Adolescenten (lage AC, meer delinquentie)